MEMO Test Jezelf 3.4

Test Jezelf
Welkom klas H3E
06-06-2024

3.4 De Bezetting van Nederland

In deze Test Jezelf zitten veel vragen met bronnen!




1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Test Jezelf
Welkom klas H3E
06-06-2024

3.4 De Bezetting van Nederland

In deze Test Jezelf zitten veel vragen met bronnen!




Slide 1 - Tekstslide

Wat testen we nu?
1. Je kunt beschrijven hoe de Duitsers Nederland bezetten en welke gevolgen dat had voor politiek, cultuur, economie en dagelijks leven.


2. Je kunt uitleggen dat Nederlanders op verschillende manieren op de Duitse bezetting reageerden.


3. Je kunt beschrijven hoe Nederland werd bevrijd.

Slide 2 - Tekstslide

Leg het uit wat het volgende begrip betekent:

'Collaboratie '

Slide 3 - Open vraag

Leg het uit wat het volgende begrip betekent:

'Nationaalsocialistische Beweging'

Slide 4 - Open vraag

Leg het uit wat het volgende begrip betekent:

'Hongerwinter'

Slide 5 - Open vraag

Juist of onjuist?
Leg je antwoord alléén uit als het onjuist is.

'Het grootste deel van de bevolking werkte samen met de bezetter.'

Slide 6 - Open vraag

Juist of onjuist?
Leg je antwoord alléén uit als het onjuist is.

'Anton Mussert was de leider van de NSB.'

Slide 7 - Open vraag


De Joodse Nederlander was op een bepaalde bestemming aangekomen.
Hij geeft aan dat de situatie nog erger zou worden. Op welke bestemming was de man aangekomen?
Maak met behulp van twee verschillende voorbeelden duidelijk dat de situatie inderdaad nog erger zou worden.
Doe het zo:
De bestemming was: … Twee voorbeelden dat de situatie nog erger zou worden: …
(noem twee voorbeelden).

Slide 8 - Open vraag

Bekijk de bron:
Leg uit dat dit bombardement leidde tot de capitulatie van Nederland.


Doe dit door:
- eerst aan te geven welke stad gebombardeerd werd,
- en daarna een reden te geven waarom de Nederlandse legerleiding besloot te capituleren.

Slide 9 - Open vraag

Een bewering: De Duitse inval in Nederland is een voorbeeld van een Blitzkrieg.

Geef één argument waaruit blijkt dat de bewering juist is.

Slide 10 - Open vraag

Tijdens de Tweede Wereldoorlog gaven sommige Nederlanders aan hun kinderen namen als Wilhelmina, Juliana en Beatrix.
Eind 1942 besloot het ministerie van Justitie om deze namen te verbieden in kranten.

1: Welk begrip past bij het geven van deze namen?
2: En welk begrip past bij het verbieden van de namen in kranten?

Slide 11 - Open vraag

Lees de bron:

Iemand beweert dat veel van deze directeuren collaborateurs waren.

Geef één argument voor deze bewering.

Slide 12 - Open vraag

Lees de bron:
De schrijver herinnert zich een periode in het westen van Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Hoe heet deze periode?

Slide 13 - Open vraag

Lees de bron:

Een bewering: tijdens de Duitse bezetting van Nederland was er geen
sprake meer van een parlementaire democratie en ook niet van een rechtsstaat.

Geef met behulp van de bron twee verschillende argumenten waaruit blijkt dat deze bewering juist is.

Slide 14 - Open vraag

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden honderdduizenden mensen gedwongen naar Duitsland vervoerd. Een groot deel van deze mensen was Joods.

Noem twee andere groepen mensen die gedwongen vanuit Nederland naar Duitsland werden vervoerd.

Slide 15 - Open vraag

Bekijk de bron:

Welke titel past bij deze kaart?
A
D-Day
B
Operatie Market Garden
C
Slag om Engeland
D
Spoorwegstaking

Slide 16 - Quizvraag

Bekijk de bron:

Welk begrip hoort bij de bron?

A
Capitulatie
B
Collaboratie
C
Deportatie
D
Distributie

Slide 17 - Quizvraag

Lees de bron: Tegenwoordig vinden sommige mensen dat de vrouw een collaborateur
was, anderen vinden van niet...
Geef voor beide meningen één argument.

Doe het zo:
'De vrouw was een collaborateur, omdat … ' (geef een argument).
'De vrouw was géén collaborateur, omdat … ' (geef een argument).

Slide 18 - Open vraag

Lees de bron:
Een bewering: 'De situatie van de Nederlander uit de bron is anders dan
de situatie van de meeste Nederlanders in Nederlands-Indië in die tijd.'

Noem één verschil tussen de situatie van de Nederlander uit de bron en de situatie van de meeste Nederlanders in Nederlands-Indië in die tijd.

Slide 19 - Open vraag

Klaar?
1: Maak een start met slide 24, doe je oortjes in. 
Dit krijg je niet af maar dat is geen probleem!

2: Maak de LessonUp van 3.1 af vanaf slide 45!

Geen oortjes?
Lees 3.2 en markeer wat jij denkt dat belangrijk is. 

Slide 20 - Tekstslide