Spelling H4 Werkwoorden

Bekijk de startopdracht op blz. 126
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bekijk de startopdracht op blz. 126

Slide 1 - Tekstslide

In welke zinnen is de gebeurtenis al afgelopen?
A
1 en 2
B
2 en 3
C
1 en 3
D
2 en 4

Slide 2 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord
geeft aan dat de handeling is afgerond. 
Er staat altijd een vorm van hebben, zijn of worden bij.
Het concert is door veel mensen bezocht.
Hij heeft een surfplank gekregen.

Slide 3 - Tekstslide

VD: sterke werkwoorden
Eindigen meestal op -en:
Ik heb gisteren een flink stuk gelopen (lopen liep gelopen)
Hij is nogal boos geworden (worden, werd, geworden)

Slide 4 - Tekstslide

VD: zwakke werkwoorden
eindigen op d of t.
Gebruik 't ex fokschaap !
Hij heeft haar gemist want missen
Hij is verhuisd want verhuizen

Slide 5 - Tekstslide

Heb jij die fout weer gemaak(?)
A
gemaakt
B
gemaakd

Slide 6 - Quizvraag

Dat is gisteren niet gebeur(?)
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 7 - Quizvraag

Huiswerk
Bekijk de video-uitleg H4 werkwoorden op de iPad en maak opdracht 2

Slide 8 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord
De handeling is nog aan de gang:
Hij liep lachend door de gang.
Wachtend op de bus, bekijkt ze haar berichten.

Slide 9 - Tekstslide

Een onvoltooid deelwoord
eindigt altijd op een d!

Slide 10 - Tekstslide

Hij liep mopperen ? door de gang
A
mopperent
B
mopperend

Slide 11 - Quizvraag

Heeft hij nooit gebloos(?), of liep hij nu blozen(?) van het meisje weg?
A
gebloost, blozent
B
gebloost, blozend
C
gebloosd, blozend
D
gebloosd, blozent

Slide 12 - Quizvraag

Heeft hij dat prachtige schilderij geverf(?)
A
geverfd
B
geverft

Slide 13 - Quizvraag

Huiswerk
Bekijk het filmpje van Spelling werkwoorden H4, maak opdracht (1), 2, 3 en 3A.

Slide 14 - Tekstslide

Let op:
Bij sommige werkwoorden klinkt het voltooid deelwoord hetzelfde als de persoonsvorm, maar je schrijft het verschillend: 
1. PV: Dat gebeurt niet zo vaak. (PV TT: ik-vorm + t)
2. VD: Dat is nog nooit gebeurd. (VD: 't ex-fokschaap)

Slide 15 - Tekstslide

PV TT
Truc: vul lopen in: hoor je een t, dan heeft jouw ww ook een t:
Dat gebeurt (want: loopt) niet zo vaak.

Slide 16 - Tekstslide

Verander(?) die coronaregel nou weer?
A
veranderd
B
verandert

Slide 17 - Quizvraag

Ja, de regel over het mondkapje is verander(?)
A
Veranderd
B
verandert

Slide 18 - Quizvraag

Vermel(?) hij wel, dat hij naar de ortho moet?
A
vermeld
B
vermeldt

Slide 19 - Quizvraag

Ja, dat heeft hij vemel (?).
A
vermeld
B
vermeldt

Slide 20 - Quizvraag

Vragen?
Huiswerk: Maak opdracht 4 en 8B, leer theorie blz. 126

Slide 21 - Tekstslide