OefenToets Hoofdstuk 9

Welkom bij toets biologie 
Hoofdstuk 9 - Gezondheid

Lees de vragen goed door, en geef echt antwoord op de vraag. Ga altijd uit van een gezond individu, tenzij het anders staat aangegeven


1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij toets biologie 
Hoofdstuk 9 - Gezondheid

Lees de vragen goed door, en geef echt antwoord op de vraag. Ga altijd uit van een gezond individu, tenzij het anders staat aangegeven


Slide 1 - Tekstslide


Welke stof uit tabak zorgt voor de vernauwing van bloedvaten en een versnelling van de hartslag? (R, 1p) 

Slide 2 - Open vraag


Noem behalve je antwoord van de vorige vraag nog twee schadelijke stoffen die in tabak zitten. (R, 2p)

Slide 3 - Open vraag


Wat gebeurt er als er bij het sporten te weinig glucose in het bloed zit? (T1, 2p)
A
Glucose wordt omgezet in glycogeen en gaat vanuit je lever het bloed in.
B
Glycogeen wordt omgezet in glucose en gaat vanuit je lever het bloed in.
C
Glucose wordt omgezet in glycogeen en wordt opgeslagen in je lever.
D
Glycogeen wordt omgezet in glucose en wordt opgeslagen in je lever.

Slide 4 - Quizvraag


Meindert-Jan eet een boterham met chocoladepasta. De zwarte lijn in de afbeelding laat zien hoe de hoeveelheid glucose in zijn bloed verandert. De blauwe balk geeft de normale hoeveelheid glucose in zijn bloed aan. Een aantal momenten op de grafieklijn is omcirkeld. Bij welke cirkel start de alvleesklier met de aanmaak van glucagon? Leg je antwoord uit (I, 2p)

Slide 5 - Open vraag

Lees de tekst hieronder voor de volgende vragen

Gele Koorts   
Gele koorts is een infectieziekte, veroorzaakt door het gele-koortsvirus, die door steekmuggen wordt verspreid. Tot 50 % van de geïnfecteerde komt te overlijden wanneer de ziekte niet behandeld wordt. De ziekte komt alleen in Afrika ten zuiden van de Sahara en Zuid- of Midden-Amerika voor. Jaarlijks worden naar schatting 84.000 tot 170.000 mensen met het gele-koortsvirus besmet waarvan er rond de 60.000 komen te overlijden. In Afrika en Zuid-Amerika lopen 900 miljoen mensen het risico met gele koorts besmet te raken. Vaccinatie is de belangrijkste preventieve maatregel om de ziekte te bestrijden. Het vaccin tegen gele koorts is veilig, betaalbaar en zeer effectief. Het vaccin biedt in ieder geval 10 jaar immuniteit.  
 

Slide 6 - Tekstslide

Minder dan een kwart van de patiënten krijgt symptomen van gele koorts. De incubatietijd is vrij kort met 3-6 dagen. Hierna ontstaan de klachten die uiteen kunnen lopen van de klachten van een 'griepje' tot een ernstige hemorragische koorts. De klachten beginnen acuut en zijn meestal hoge koorts, spierpijn, algehele malaise, hoofdpijn, misselijkheid, braken en mogelijk geelzucht. De polsslag is vaak langzamer dan verwacht. Hierna treedt een herstel op waarna een klein deel van de patiënten enkele uren tot een dag later alsnog ernstige ziekteverschijnselen krijgt. De klachten zijn dan (bloederige) diarree en andere bloedingen, buikpijn, ernstige geelzucht (gele huid en een geel oogwit), neurologische afwijkingen en shock. Tot de helft van deze groep overlijdt aan de ziekte. 

Slide 7 - Tekstslide

Jarno is een zakenman van 43 en net in een Afrikaans land geweest. Twee dagen nadat hij thuis gekomen is wordt hij ineens ernstig ziek. Hij heeft hoge koorts, hoofdpijn en moet veel overgeven.

Moet Jarno zich zorgen maken over dat hij gele koorts heeft opgelopen? Geef twee argumenten uit de tekst hierboven (T2, 2p)

Slide 8 - Open vraag

Bij de dokter blijkt Jarno inderdaad een ernstige vorm van Gele koorts te hebben. Hij krijgt een injectie om weer beter te worden.

Welk soort immuniteit levert deze injectie? (T1, 2p)
A
actieve kunstmatige immuniteit
B
passieve kunstmatige immuniteit
C
actieve natuurlijke immuniteit
D
dit kun je op basis van de gegevens niet zeggen

Slide 9 - Quizvraag

Bevat deze injectie antistoffen of antigenen? Leg uit waarom? (T1, 2p)


Slide 10 - Open vraag

De dokter ziet dat Jarno een gele huid en een geel oogwit krijgt. Hij heeft ernstige geelzucht gekregen, dit komt door een te hoog gehalte bilirubine in het bloed.

Welk orgaan functioneert niet goed genoeg bij geelzucht, welke functie vervult dit orgaan nu minder goed? (laat in je antwoord zien welke stoffen en organen hierbij betrokken zijn) (T2, 2p)

Slide 11 - Open vraag

De kinderen van Jarno zijn bij de GGD ingeënt tegen o.a. gele koorts.

Wat bevat deze vaccin? (1p)
A
antistoffen
B
antigenen

Slide 12 - Quizvraag

Er is nog een infectieziekte die overgedragen wordt door een mug. Malaria wordt overgedragen door de malariamug.

Zijn Jarno en zijn kinderen nu ook immuun tegen malaria? Verklaar je antwoord. (2p)

Slide 13 - Open vraag

Patiënt 
Een patiënt komt met ernstige ziekteverschijnselen bij de dokter. Zijn huid is bleek-bruinig en droog. Hij is heel erg suf en heeft geen eetlust meer.  
De dokter laat zijn bloed controleren op allerlei bloedwaardes. Na een dag komen zijn bloeduitslagen binnen en blijkt zijn ureumwaardes meer dan zes keer hoger te liggen dan de aangegeven norm.  

Slide 14 - Tekstslide

Welk orgaan zal niet goed functioneren bij te ureumwaardes in het bloed? Verklaar je antwoord (T2, 2p)

Slide 15 - Open vraag

De dokter wil om zijn diagnose te kunnen bevestigen nog een test doen.
Hij laat een ander lichaamsvloeistof van de patiënt testen op het ureum-gehalte.
Als deze test heel laag uitvalt, dan weet hij zeker dat zijn diagnose klopt (de diagnose van de vorige vraag).

Welke lichaamsvloeistof zal de dokter gaan testen. Leg uit waarom? (T2, 2p)

Slide 16 - Open vraag

Brandwonden
Als je over je lichaam een hete vloeistof krijgt of in contact komt met een heet voorwerp krijg je brandwonden. De gradaties van je brandwonden zijn afhankelijk van de hoeveelheid vloeistof, de tijdsduur en het oppervlak.  
De gradaties lopen op van een eerstegraads tot derdegraads. Een eerstegraads brandwond loop je al op wanneer je te lang in de zon ligt. 

Tweedegraads brandwonden  
Tweedegraads brandwonden (verder onderverdeeld in oppervlakkige en diepe tweedegraads brandwonden). Bij een tweedegraads verbranding treedt er blaarvorming op; er vormt zich vocht tussen de opperhuid en de lederhuid. Deze blaarvorming is in het algemeen vrij pijnlijk. Wanneer grote oppervlakken verbrand zijn, is de pijn vaak extreem.  

Slide 17 - Tekstslide

Derdegraads brandwonden  
Derdegraads brandwonden. Bij een derdegraads verbranding wordt een groter gedeelte van de huid vernietigd. Het wondgebied reageert niet meer op gevoelsprikkels en zelfs niet op pijnprikkels. In het begin is het verbrande huidgebied wit tot grauw-wit, later bruin, perkamentachtig van kleur.  
 
Shock  
Wanneer bij een brandwond meer dan 20% van het lichaamsoppervlak aangetast is, is de kans op shock bijzonder groot. Het gevaar voor shock bestaat niet alleen direct na de verbranding, maar shock kan enkele uren en soms zelfs dagen na de verbranding nog optreden. Zoals al eerder vermeld gaat het ontstaan van brandblaren gepaard met vochtophoping tussen de opperhuid en de lederhuid.  

Slide 18 - Tekstslide

Waarom is een tweedegraads brandwond zo veel pijnlijker dan een derdegraads brandwond? (T2, 1p)

Slide 19 - Open vraag

Shock 
Bij patiënten waarbij meer dan 20% van het lichaamsoppervlakte verbrand is, kunnen patiënten in shock raken. Dit komt door de vochtophopingen tussen de opperhuid en lederhuid.  Deze vochtophopingen ontstaan door het bloedplasma dat vanuit de bloedvaten naar de brandwond loopt. 
 

Slide 20 - Tekstslide

Bij shock stoppen organen met functioneren, dit komt doordat er minder bloedcirculatie is.

Leg uit waarom ernstige blaarvorming zorgt voor verminderde bloedcirculatie (I, 2p).

Slide 21 - Open vraag

Bij transfusies wordt er gekeken naar bloedgroep.
Kan een patiënt met bloedgroep A, rode bloedcellen ontvangen van iemand met bloedgroep AB? Leg uit waarom wel/niet. (T2, 2p)

Slide 22 - Open vraag

Als iemand een derdegraads verbranding heeft van minder dan drie centimeter, wordt de wond behandelt met een huidtransplantatie van een stuk huid die elders van het lichaam wordt gehaald (vaak de onderrug)

Leg uit of de patiënt na deze huidtransplantatie ook afstotingremmers (medicatie om afstoting te voorkomen) moet slikken (T1, 2p)

Slide 23 - Open vraag

Olifantenbaby's 
Enkele jaren geleden werd in Artis een olifantenbaby genaamd Sven geboren. Het was de eerste baby van de olifantenmoeder. In dertig procent van dit soort gevallen gaat er iets mis. De moeder vertrapt haar jong of verstoot het. Als de baby niet meteen bij de moeder melk kan drinken, is dat levensgevaarlijk. In die melk bevinden zich antistoffen die de baby beschermen tegen infecties. Als een jong olifantje geen moedermelk kan drinken, kunnen antistoffen uit het bloed van een andere olifant toegediend worden. Daarvoor moet er bloed afgenomen worden bij een olifant uit dezelfde dierentuin. 

Slide 24 - Tekstslide

Hoe heet de vorm van immunisatie die in dertig procent van de gevallen ontstaat? (T1, 2p)
A
Natuurlijke actieve immunisatie
B
Natuurlijke passieve immunisatie
C
Kunstmatige actieve immunisatie
D
Kunstmatige passieve immunisatie

Slide 25 - Quizvraag

Leg uit dat het voor de jonge olifant genaamd Sven belangrijk is dat de antistoffen afkomstig zijn van een olifant uit zijn eigen omgeving en niet bijvoorbeeld uit een andere dierentuin. (I, 2p)

Slide 26 - Open vraag

Fokken van raskatten 
Bij het fokken van ras-katten is het belangrijk om te letten op de bloedgroepen van de dieren. Bloedgroepantistoffen kunnen namelijk sterfte onder pasgeboren kittens veroorzaken. Deze aandoening wordt Feline Neonatale Isoerytheolyse (FNI) genoemd. 

Slide 27 - Tekstslide

Katten hebben een eigen bloedgroepsysteem waarbij twee allelen betrokken zijn, een allel voor bloedgroep A en een allel voor bloedgroep B. Bij overerving is het allel voor A dominant over het allel voor B. Met de bloedgroepantistoffen van katten is iets bijzonders aan de hand: katten met bloedgroep B hebben veel antistoffen tegen antigeen A, maar katten met bloedgroep A hebben van nature weinig antistoffen tegen antigeen B. Na de geboorte geeft de moeder met de eerste melk antistoffen tegen allerlei infectieziekten, zoals niesziekte aan de kittens. Daarmee komen ook bloedgroepantistoffen van de moeder in de bloedsomloop van het jonge katje. 
FNI-kittens zijn bij de geboorte nog gezond, maar na enkele uren tot dagen stoppen ze met drinken en produceren roodbruine urine. Ze krijgen bloedarmoede, te zien aan de bleke slijmvliezen, en door een stof in het bloed kleurt de huid gelig (geelzucht). Soms zie je niets aan de kittens en gaan ze toch in enkele dagen dood. 

Slide 28 - Tekstslide

Tegen de niesziekte zijn kittens de eerste weken vaak beschermd door antistoffen van hun moeder in de moedermelk.

Noem twee verschillende manieren waarop een moederpoes zelf immuun kan zijn geworden tegen de immuunziekte. (T1, 2p)

Slide 29 - Open vraag

Susan is erg moe. Volgens de huisarts heeft ze bloedarmoede. Dat kan veroorzaakt zijn door een ijzertekort.
Wat is het gevolg van dit ijzertekort?
A
Er zijn onvoldoende rode bloedcellen in het bloed aanwezig
B
Hemoglobine kan zich niet binden aan de rode bloedcellen
C
Zuurstof kan zich niet goed aan de hemoglobine binden
D
Er is onvoldoende hemoglobine aanwezig

Slide 30 - Quizvraag

Wat doet je lichaam als het warm is?
A
- Zweet op je huid koelt de huid af - Je aderen worden wijder, zo kan de warmte beter weg uit je lichaam
B
- Zweet maakt je aderen kouder - Je organen gaan stil staan zodat ze geen energie verliezen
C
- Organen gaan uit en zo kan zo kost verbranding geen warmte - Zweet zorgt ervoor dat ziekteverwekkers niet binnen kunnen dringen
D
- Organen worden actief zo kan de warmte sneller uit je lichaam - Bij zweten gaan de poriën open en daardoor kan er meer warmte weg,

Slide 31 - Quizvraag

Welk hormoon wordt geproduceerd als je bloedsuikerspiegel te laag is?
A
insuline
B
glucagon
C
glycogeen
D
geen

Slide 32 - Quizvraag

Drie onderdelen zijn benoemd met een cijfer.

Waar zijn deze onderdelen juist benoemd?
A
1 = haarspiertje 2 = talgklier 3 = bloedvaatjes
B
1 = haarspiertje 2 = zweetkliertjes 3 = bloedvaatjes
C
1 = talgkliertje 2 = haarspiertje 3 = zenuwuiteinden

Slide 33 - Quizvraag

Luuk speelt het liefst de hele dag Minecraft op zijn iPad. Tijdens de les op school lukt het hem niet om met zijn opdrachten op de iPad bezig te gaan en blijft hij stiekem Minecraft spelen.
Wat voor verslaving heeft Luuk?

A
geestelijk
B
lichamelijk
C
sociaal

Slide 34 - Quizvraag

Wat is hier de antigeen?
A
Geel
B
Oranje
C
Blauw

Slide 35 - Quizvraag

Welke ziekteverwekkers dringen je cellen binnen?
A
virussen
B
bacterien
C
schimmels

Slide 36 - Quizvraag

Bij een deze verbranding is de huid geel of wit, net als gekookte kipfilet. De huid is op de plaats van verbranding dood. Normaal zorgt de levende huid voor het voorkomen van infecties. Je moet dus erg goed opletten dat je deze brandwond goed schoon houdt. De huid is ook gevoelloos, omdat zintuigen en zenuwen kapot zijn door de verbranding.

Wat van soort brandwond wordt hierboven beschreven?
A
Eerstegraads brandwond
B
Tweedegraads brandwond
C
Derdegraads brandwond
D
Vierdegraads brandwond

Slide 37 - Quizvraag

antiserum
vaccin
Natuurlijke passieve immuniteit
Natuurlijke actieve immuniteit
Kunstmatige actieve immuniteit
Kunstmatige passieve immuniteit

Slide 38 - Sleepvraag

Bij het innemen van veel genotmiddelen wordt het hormoon ...?... in het lichaam aangemaakt. Dopamine wordt normaal aangemaakt in situaties die je als fijn ervaart, zoals seks, of waarbij je het gevoel hebt dat je een prestatie hebt geleverd, zoals gamen of sporten. Het hormoon zorgt ervoor dat je een soort geluksgevoel ervaart.

Wat moet er op de vraagteken ?

Slide 39 - Open vraag

Welke 3 soorten drugs zijn er?
A
Ontspannende middelen Pijn verzachtende middelen Oppeppende middelen
B
Bewustzijnsveranderende middelen Verdovende middelen Stimulerende middelen
C
Feest drugs Ontspannende middelen Drugs voor sporten
D
EPO Hard drugs Anabole steroiden

Slide 40 - Quizvraag


Hiernaast zie je een plaatje van de huid
Wat is juist?
A
A: dode cellen B: deze cellen gaan dood C: nieuwe cellen worden gevormd 1 : Hoornlaag - 2. Kiemlaag
B
A: nieuwe cellen worden gevormd B: dode cellen C: deze cellen gaan dood 1. Opperhuid - 2. Hoornlaag
C
A: dode cellen B: deze cellen gaan dood C: nieuwe cellen worden gevormd 1 : Kiemlaag - 2. Hoornlaag
D
A: nieuwe cellen worden gevormd B: dode cellen C: deze cellen gaan dood 1. Hoornlaag - 2. Opperhuid

Slide 41 - Quizvraag

Drie beweringen over de lever zijn:
1 Alcohol wordt afgebroken
2 In de lever wordt glucose opgeslagen.
3 In de lever worden voedingsstoffen verteerd.
Welke beweringen zijn juist?

A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
1, 2 en 3

Slide 42 - Quizvraag

Einde toets 
 Controleer of je overal antwoord hebt gegeven. 

Vergeet je toets niet in te leveren, voor dat je je browser afsluit. Dit doe je door op het kruisje rechtsboven te klikken om de toets vervolgens in te leveren. 

Slide 43 - Tekstslide