17-2 V1 Formuleren hf 3 Trappen vergelijking & als/dan

Pak je leesboek
Leg Nieuw Nederlands boek + schrift op tafel

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek
Leg Nieuw Nederlands boek + schrift op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
  1. 10 minuutjes lezen
  2. Trappen van vergelijking & '...als mij' of '...dan ik' --> uitleg
  3. Aan de slag!
  4. Huiswerk & Taalvout

Slide 2 - Tekstslide

Chill: 10 minuutjes lezen!

Slide 3 - Tekstslide

Doel van de les
Je weet hoe je de trappen van vergelijking gebruikt.

Je weet wanneer je als of dan gebruikt.

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg 
Als je twee dingen met elkaar wilt vergelijken, dan gebruik je vaak de 
trappen van vergelijking en de woordjes als en dan.

De trappen van vergelijking 

Er zijn drie trappen: de stellende trap, de vergrotende trap en de 
overtreffende trap. 

Meestal zet je in de vergrotende trap -er achter het woord en in de overtreffende trap -st achter het woord. Soms verandert het woord helemaal.

Slide 5 - Tekstslide

Stellende trap
dik
klein
lief
leuk
aardig
mooi
duur
veel

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Dus de regel is...
Na de stellende trap gebruik je het woordje als (wanneer het gelijk aan elkaar is). Vaak gebruik je ook de woorden even of (net) zo. Bijvoorbeeld: 
– Mijn moeder kan net zo snel fietsen als ik. 

Na de vergrotende trap gebruik je het woordje dan (wanneer er een verschil aanwezig is). Bijvoorbeeld:
– Mijn vader kan sneller fietsen dan ik.

Slide 8 - Tekstslide

Schrijf de trappen van vergelijking op van: leuk

Slide 9 - Open vraag

Schrijf de trappen van vergelijking op van: gek

Slide 10 - Open vraag

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder ..... zoute.
A
als
B
dan

Slide 11 - Quizvraag

In de eerste ronde was Eric bijna net zo snel ..... Peter.
A
als
B
dan

Slide 12 - Quizvraag

Shirley beweert dat Apeldoorn niet half zo groot is ..... Amsterdam.
A
als
B
dan

Slide 13 - Quizvraag

Veel leerlingen werken liever alleen ...... in een groepje.
A
als
B
dan

Slide 14 - Quizvraag

Madrid is niet zo ver ..... Lissabon, denk ik.
A
als
B
dan

Slide 15 - Quizvraag

Wendy is minstens even druk .... haar broertje.
A
als
B
dan

Slide 16 - Quizvraag

Kleine auto's rijden een stuk zuiniger ...... grote terreinwagens.
A
als
B
dan

Slide 17 - Quizvraag

Stellende trap
zoveel mogelijk woorden

Slide 18 - Woordweb

Vergrotende trap
zoveel mogelijk woorden

Slide 19 - Woordweb

Overtreffende trap
zoveel mogelijk woorden

Slide 20 - Woordweb

Aan de slag!
Kijk opdracht 1 & 2 van blz. 119 na.

Lees het groene stukje '.....als mij' of '...dan ik' op blz. 119 & 120.

Maak opdracht 3 van blz. 120.

Klaar? 
Lezen in leesboek of maken huiswerk ander vak.

Slide 21 - Tekstslide

Lees het groene stukje '.....als mij' of '...dan ik' op blz. 119 & 120.

Maak opdracht 3 van blz. 120.
Huiswerk & Taalvout

Slide 22 - Tekstslide