1TK2 - 18-02

Ga vast rustig op je plek zitten, je laptop heb je nog niet nodig.
Vak: Frans
Docent: meneer Groenen (GRP)

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Ga vast rustig op je plek zitten, je laptop heb je nog niet nodig.
Vak: Frans
Docent: meneer Groenen (GRP)

Slide 1 - Tekstslide

Wat hebben we vorige les gedaan?
  • Welke toetsen komen eraan (na de vakantie)?
  • Korte herhaling werkwoorden op -er
  • Uitleg Franse cijfers 20-69
  • Sleepvraag nieuwe woordjes 
  • Grandes Lignes: maken onderdeel F, Lire (= lezen)

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  • Overzicht: welke toetsen komen eraan (na de vakantie)?
  • Herhaling: Franse cijfers 20-69
  • Klassikaal: 26a
  • Sleepvraag over cijfers
  • Oefenen met spreken (voor mondeling)
  • Korte uitleg ontkenning + maken opdrachten

Slide 3 - Tekstslide

Welke toetsen komen eraan?
Toets                                          Weging    Inhoud
SO schrijfvaardigheid       2x               - werkwoorden op -er + de ontkenning

MO spreekvaardigheid     1x                - om de kaart vragen, iets bestellen

SO lees- en                            2x                - tijdschriftartikel over  winkelen luistervaardigheid                                   begrijpen
                                                                         - gesprek over uit eten gaan begrijpen
                                                                      

Slide 4 - Tekstslide

Tellen in het Frans: 20-69
  • Vanaf 20 tot 69: je zegt in het Frans eerst het tiental, daarna komt het tweede cijfer van het getal. 
  • Bijvoorbeeld: zeventien wordt “dix-sept” en zevenentwintig wordt "vingt-sept"
  • Als het tweede cijfer “1” is, dan schrijf je “-et-un” achter het getal. Bijvoorbeeld: "eenentwintig" wordt "vingt-et-un". 
  • De tientallen:

20 = vingt
30 = trente
40 = quarante
50 = cinquante
60 = soixante

Slide 5 - Tekstslide

Combineer de cijfers
un euro quarante-neuf
vingt-trois
cinquante-neuf
quarante-huit
un euro cinquante
soixante-et-un
trente
cinquante-quatre
un euro quinze
1 euro 49
23
54
59
30
61
48
1 euro 50
1 euro 15

Slide 6 - Sleepvraag

Grandes Lignes hoofdstuk 2, onderdeel F

Neem oefening 26a voor je. We gaan samen luisteren.



Slide 7 - Tekstslide

But (doel) van deze les
  • Je gaat oefenen met de uitspraak van c en ç. Aan het eind van deze les kun je deze letters goed uitspreken.
  • Je gaat oefenen met standaardzinnen. Aan het eind van deze les kun je iets kopen

Slide 8 - Tekstslide

Uitspraak van de letters c en ç

Slide 9 - Tekstslide

Uitspraak van de letters c en ç
Vous avez des croissants? (= Heeft u croissants?)

Ça coute combien?  (= Hoeveel kost het?)



Ça coute cinq euros cinquante.              Merci beaucoup! 
(= Dat kost drie euro vijftig.)                      (= Hartelijk dank!)

Slide 10 - Tekstslide

Acheter quelque chose = iets kopen
1 Vous avez deux croissants? (= Heeft u twee croissants?)      Oui, voilà. (Ja, alstublieft)
2 Je voudrais une baguette. (= Ik wil graag een stokbrood)     Voilà. (= Alstublieft)
3 Ça coute combien? (= Hoeveel kost het?)                                     Ça coute trois euros cinquante.                                                                                                                                         (= Dat kost 3 euro 50)
4 Je ne comprends pas. (= Ik begrijp het niet)                               Trois euros cinquante. (= 3 euro 50)
5 Merci. (= Bedankt)                                                                                    Au revoir! (= Tot ziens!)

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg ontkenning
Wat is de ontkenning in het Nederlands?
Een ontkenning is een zinnetje of woord waarmee je zegt dat iets niet zo is.
Hoe maak je een zin ontkennend in het Nederlands?
✅ Ik begrijp het.
❌ Ik begrijp het niet.

Slide 12 - Tekstslide

Uitleg ontkenning in het Frans
In het Frans maak je een zin ontkennend met nepas.
1. De regel: je zet ne vóór de persoonsvorm en pas er direct achter.
Voorbeeld:
✅ Je parle français. (= Ik spreek Frans.)
❌ Je ne parle pas français. (= Ik spreek geen Frans.)
Let op: als het werkwoord met een klinker begint, verandert ne in n’!
✅ Il aime le foot. (= Hij houdt van voetbal.)
❌ Il n’aime pas le foot. (= Hij houdt niet van voetbal.)

Slide 13 - Tekstslide

Maken Grandes Lignes hoofdstuk 2, 
onderdeel H

30b: lees de uitleg
30c: vink de 3 ontkennende zinnen aan
30d: vertaal de zinnen naar het Nederlands


Klaar? Ga dan de woordjes van F leren met SlimStampen/van papier of Frans oefenen met Duolingo


Slide 14 - Tekstslide

Wat hebben we deze les gedaan?
  • Overzicht: welke toetsen komen eraan (na de vakantie)?
  • Herhaling: Franse cijfers 20-69
  • Klassikaal: 26a
  • Sleepvraag over cijfers
  • Oefenen met spreken (voor mondeling)
  • Korte uitleg ontkenning + maken opdrachten

Slide 15 - Tekstslide