logica waarheidstafels V4

logica gaat over
A
de waarheid van een redenering
B
de geldigheid van een redenering
1 / 36
volgende
Slide 1: Quizvraag
FilosofieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

logica gaat over
A
de waarheid van een redenering
B
de geldigheid van een redenering

Slide 1 - Quizvraag

Een redenering is geldig als:

Slide 2 - Open vraag

waarheid - geldigheid
waarheid gaat over de inhoud van de redenering
geldigheid gaat over de vorm van de redenering
redenering =
premisse
premisse
conclusie

Slide 3 - Tekstslide

geldigheid van een redenering
Geldigheid zegt alleen iets over het verband tussen de beweringen in een redenering.
Volgt de conclusie dwingend uit de premissen?
Als de premissen waar zijn, dan moet je de conclusie ook aanvaarden.
Dat staat los van de feitelijke waarheid van de premissen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

19. Geef een voorbeeld bij de waarheidstafel van de conjunctie (zie p. 69)

Slide 8 - Open vraag

Voorbeeld bij waarheidstafel conjunctie
Eva is thuis en haar fiets staat in de schuur
Eva is thuis en haar fiets staat niet in de schuur
Eva is niet thuis en haar fiets staat in de schuur
Eva is niet thuis en haar fiets staat niet in de schuur

Slide 9 - Tekstslide

In welke geval(len) is de conjunctie waar?
A
als p en q allebei waar zijn
B
als p waar is en q onwaar
C
als p onwaar is en q waar
D
als p en q allebei onwaar zijn.

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Geef een voorbeeld bij de waarheidstafel van de disjunctie

Slide 12 - Open vraag

Voorbeeld bij waarheidstafel disjunctie
Eva is thuis of haar fiets staat in de schuur
Eva is thuis of haar fiets staat niet in de schuur
Eva is niet thuis of haar fiets staat in de schuur
Eva is niet thuis of haar fiets staat niet in de schuur

Slide 13 - Tekstslide

In welke geval(len) is de disjunctie waar?
A
als p en q allebei waar zijn
B
als p waar is en q onwaar
C
als p onwaar is en q waar
D
als p en q allebei onwaar zijn.

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

exclusieve  disjunctie
Disjunctie = of
exclusieve disjunctie = of .. of, dus of het één of het ander.

Slide 16 - Tekstslide

20. Licht de formule voor de exclusieve disjunctie toe aan de hand van een voorbeeld. Met andere woorden: geef een invulling aan de propositieletters p en q.

Slide 17 - Open vraag

Voorbeeld bij waarheidstafel exclusieve disjunctie
Of Eva is thuis of haar fiets staat in de schuur
Of eva is thuis of haar fiets staat niet in de schuur
Of eva is niet thuis of haar fiets staat in de schuur
Of eva is niet thuis of haar fiets staat niet in de schuur

Of (beter): ik ben jarig in januari of ik ben jarig in februari. (Je ziet meteen dat dit niet allebei tegelijk waar kan zijn en dat het dus een exclusieve disjunctie is: of....of)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Tip:
schrijf de rijtjes over
gebruik je boek: pp. 68 - 70.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

waarheidstafel redenering 1 (p. 71)

Slide 30 - Tekstslide

22-a,b,c,d.
Controleer met behulp van een waarheidstafel of de de volgende redeneringen geldig zijn.
a. (p → q ^ q) → p
(b. vervalt)
c. (p → q ^  p) → q
d. (p → q ^ p) → q



Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Voor jullie is alleen relevant dat deze redenering altijd geldig is.

Slide 34 - Tekstslide

contradictie (tegenspraak)




Maak een waarheidstafel van deze formule en leg daarmee uit waarom deze formule onwaar is.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide