Lijdend voorwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo, t, mavo
• Leerjaar 2

Na de uitleg:

- weet je wat een lijdend voorwerp is;

- weet je hoe je deze kunt vinden in de zin;

Hoe vind je de persoonsvorm?

Wie heeft dat gedaan?

1. pv = wie
2. pv = heeft
3. pv = dat
4. pv = gedaan

Hoe vind je het onderwerp?

De geschiedenis van de wereld is erg uitgebreid.

1. ow = de geschiedenis
2. ow = de geschiedenis van de wereld
3. ow = erg
4. ow = uitgebreid

Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?

Ik zou kunnen gaan werken.

1. wwg = zou
2. wwg = zou kunnen
3. wwg = zou kunnen gaan
4. wwg = zou kunnen gaan werken

LIJDEND VOORWERP

Martijn | hangt | zijn jas | aan de kapstok.

Wat hangt Martijn? Martijn hangt zijn jas.

lijdend voorwerp = zijn jas

voorbeeld 4

ow

wwgez

De stamppot heeft oma gekookt

•  Schrijf op je blad één van de zinsdelen 

Groen = Onderwerp

Geel = Persoonsvorm (deel van het wwg) 

Oranje = Lijdend voorwerp

Blauw = Voltooid deelwoord (deel van het wwg) 

•  Zoek de personen met de andere zinsdelen 
  
• Maak de grappigste zin

De zusjes spelen verstoppertje.

Wat is het lijdend voorwerp?

1. de
2. zusjes
3. spelen
4. verstoppertje

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Fred doet peper op zijn gebakken ei.

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Bibelot draagt meestal een ring.

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Op het feest hebben we gebak gegeten.

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

De visser heeft een karper gevangen.

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Dagmar heeft de regenjas aan de kapstok gehangen.

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Kirsten neemt Maja mee naar het zwembad.