Je mag bij elke vraag maar 1 keuze kiezen. Doe je meerdere keuzes maken per vraag dan wordt het als fout berekend.
Lees eerst de vraag en maak daarna de juiste keuze.
Gebruik bij berekeningen een kladpapier, pen en rekenmachine, maak daarna de juiste keuze. (niet gokken)
Veel succes !
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets (verplicht)
Heb je bij het opstarten je naam ingevuld ?
Je mag bij elke vraag maar 1 keuze kiezen. Doe je meerdere keuzes maken per vraag dan wordt het als fout berekend.
Lees eerst de vraag en maak daarna de juiste keuze.
Gebruik bij berekeningen een kladpapier, pen en rekenmachine, maak daarna de juiste keuze. (niet gokken)
Veel succes !
Slide 1 - Tekstslide
Wat is ongeveer de snelheid van het geluid door lucht in km/h ?
A
1225 km/h
B
2250 km/h
C
750 km/h
D
225 km/h
Slide 2 - Quizvraag
In de bergen hoor je een echo van jezelf. Het geluid doet er 4 seconde over om te horen. Hoe groot is de afstand tussen jou en de berg die het geluid terug kaatst?
A
ongeveer 700 meter
B
ongeveer 1400 meter
C
ongeveer 350 meter
D
ongeveer 1000 meter
Slide 3 - Quizvraag
2 uur luisteren naar een geluid van 88 dB geeft ...
A
geen blijvende gehoorschade
B
grote kans op blijvende schade
C
zeer grote kans op blijvende schade
Slide 4 - Quizvraag
Vraag 2
Wat is de frequentie van een geluid met een trillingstijd van 5 ms ?
A
20 Hz
B
2000 Hz
C
200 kHz
D
200 Hz
Slide 5 - Quizvraag
Twee keer zo veel geluid betekent...
A
Twee keer zo veel decibel
B
Een half keer zo veel decibel
C
Plus 3 decibel
D
Min 3 decibel
Slide 6 - Quizvraag
Door welke stof gaat het geluid het snelste?
A
Lucht
B
Lucht van 20 graden Celsius
C
Water
D
IJzer
Slide 7 - Quizvraag
16 violisten maken samen muziek. De geluidssterkte is 72 dB. Hoeveel dB maken 2 violisten samen?
A
72 : 16 x 2 = 9 dB
B
72 - 16 + 2 = 58 dB
C
72 - 3 = 69 dB
D
72 - 3 -3 -3 = 63 dB
Slide 8 - Quizvraag
De benen van een stemvork beweging 1200 keer in een minuut. Hoe groot is de frequentie?
A
1200 Hz
B
1200 dB
C
20 Hz
D
20 dB
Slide 9 - Quizvraag
Rekenen met geluidsterkte. 2 scooters maken samen 68 dB lawaai. Hoeveel lawaai maken 4 scooters dan samen?
A
Ook 68 dB
B
68 x 2 = 136 dB
C
68 + 4 = 72 dB
D
68 + 3 = 71 dB
Slide 10 - Quizvraag
Hoe meer trillingen, hoe ... het geluid.
A
harder
B
hoger
C
zachter
D
lager
Slide 11 - Quizvraag
Bij een luidspreker wordt een decibelmeter gehouden. Die geeft 80 dB aan. 20 meter verder staat ook iemand met een decibelmeter. Wat zal dat apparaat aangeven?
A
Ook 80 dB
B
Minder dan 80 dB
C
Meer dan 80 dB
D
Dat kun je niet weten
Slide 12 - Quizvraag
De pijngrens van ons gehoor is ongeveer ...
A
100 dB
B
140 dB
C
200 dB
D
240 dB
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de eenheid van geluidsterkte?
A
Hertz (Hz)
B
Decibel (dB)
C
frequentie
D
m/s
Slide 14 - Quizvraag
Het geluid van een voorbijrazende trein wordt weerkaatst door een bergwand. Je hoort de echo van de trein na 4 seconden. Hoever is de bergwand van de trein verwijderd?
A
1360 m
B
340 m
C
680 m
Slide 15 - Quizvraag
In de bergen hoor je een echo van jezelf. Het geluid doet er 4 seconde over om te horen. Hoe groot is de afstand tussen jou en de berg die het geluid terug kaatst?
A
ongeveer 700 meter
B
ongeveer 1400 meter
C
ongeveer 350 meter
D
ongeveer 1000 meter
Slide 16 - Quizvraag
Wat wordt er bedoeld met frequentie?
A
Het aantal trillingen in 1 seconden
B
De frequentie voor het aantal trillingen
C
De tijd die nodig is voor 1 trilling
D
Het aantal trillingen in een frequentie
Slide 17 - Quizvraag
Een toon met een frequentie van 500 Hz en een geluidssterkte van 20 dB kun je duidelijk horen.
Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Hiernaast een oscilloscoopbeeld. Wat wordt met de rode pijl aangegeven?
A
De Amplitude A
B
De Trillingstijd T
C
De frequentie f
D
De uitwijking u
Slide 19 - Quizvraag
Hiernaast een oscilloscoopbeeld. Wat wordt met de rode pijl aangegeven?
A
De Amplitude A
B
De Trillingstijd T
C
De frequentie f
D
De uitwijking u
Slide 20 - Quizvraag
Het menselijk gehoor kan geluiden horen met een frequentie tussen ....
A
20 en 2000 Hz
B
20 en 30000 Hz
C
10 en 20000 Hz
D
20 en 20000 Hz
Slide 21 - Quizvraag
Hoe groot is de trillingstijd en de frequentie in het voorbeeld?
A
T = 1,0 s
f = 1,0 Hz
B
T = 2,0 s
f = 0,50 Hz
C
T = 0,50 s
f = 2,0 Hz
D
T = 2,0 s
f = 2,0 Hz
Slide 22 - Quizvraag
6. Wat is de trillingstijd van de volgende trilling. 1 hokje op de oscilloscoop is 10 ms.
A
0,25 s
B
2,5 s
C
0,025 s
D
25 s
Slide 23 - Quizvraag
Stel dat er een ontploffing is in de ruimte, hoe lang duurt het voordat je dit hoort?
A
Dit kun je uitrekenen met de formule s=v*t.
B
Je zal deze ontploffing nooit horen, de ruimte is immers een vacuüm.
C
In de ruimte is de geluidssnelheid heel hoog omdat er geen stoffen zijn die het geluid blokkeren, dus het duurt heel kort.
D
Geen van de bovenstaande.
Slide 24 - Quizvraag
11. Een vliegtuig maakt een geluid van 112 dB. Hoeveel motoren heeft dit vliegtuig als een motor 103 dB produceert?
A
8
B
6
C
3
D
2
Slide 25 - Quizvraag
Er zijn 1000 mensen in een arena. Ik sta in het midden van de arena. De mensen produceren met hun geklap 70dB aan geluid. Hoe sterk is het geluid als er 8000 mensen in de arena staan?
A
78dB
B
79dB
C
560dB
D
De geluidssterkte veranderd niet want de toonhoogte waarmee mensen klappen blijft hetzelfde.
Slide 26 - Quizvraag
Vanaf hoeveel decibel (dB) krijg je gehoorschade
A
20 dB
B
140 dB
C
90 dB
D
60 dB
Slide 27 - Quizvraag
Rekenen met geluidsterkte. 2 scooters maken samen 68 dB lawaai. Hoeveel lawaai maken 4 scooters dan samen?
A
Ook 68 dB
B
68 x 2 = 136 dB
C
68 + 4 = 72 dB
D
68 + 3 = 71 dB
Slide 28 - Quizvraag
De frequentie is 420 Hz, wat is de trillingstijd?
A
0,002 ms
B
2 ms
C
420 ms
D
0,42 ms
Slide 29 - Quizvraag
De benen van een stemvork beweging 1200 keer in een minuut. Hoe groot is de frequentie?
A
1200 Hz
B
1200 dB
C
20 Hz
D
20 dB
Slide 30 - Quizvraag
De benen van een stemvork bewegen in 10 seconden 660 keer heen en weer. Hoe groot is de frequentie?
A
660 Hz
B
6600 Hz
C
66 Hz
Slide 31 - Quizvraag
Een vleermuis speurt insecten op met zijn eigen sonar. Hoever is een insect van de vleermuis als hij zijn geluid na 29 milliseconde terug ontvangt? Neem voor de geluidssnelheid 343 m/s
A
ongeveer 10 meter
B
ongeveer 5 meter
C
ongeveer 20 meter
D
ongeveer 10 kilometer
Slide 32 - Quizvraag
De reddingsboei is voorzien van een onderwatersonar. Hiermee kan de reddingsboei door middel van geluid zelf zwemmers opsporen. ,Bij het uitzenden van het signaal werkt de sonar als
A
dB-meter.
B
luidspreker.
C
microfoon.
D
oscilloscoop.
Slide 33 - Quizvraag
Bij een geluidswal wordt geluidshinder aangepakt?
A
Bij de bron
B
Bij de ontvanger
C
Tussen bron en ontvanger
Slide 34 - Quizvraag
Om geluidshinder te voorkomen is een van de mogelijke maatregelen het aanleggen van een Ecobarrier. Een Ecobarrier is een soort tunnel die plat gelegd kan worden. Deze kan zeer dicht naast de start- en landingsbaan worden geplaatst (zie afbeelding).
Waar wordt de geluidshinder daarmee bestreden?
A
Bij de bron
B
In de tussenstof
C
Bij de ontvanger
Slide 35 - Quizvraag
De trillingstijd van een geluid van 20 000 Hz is 0,05 s.