Licht samenvatting

Oefenen voor de toets
Je hebt nodig:
Rekenmachine, boek

Vul een herkenbare naam in
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefenen voor de toets
Je hebt nodig:
Rekenmachine, boek

Vul een herkenbare naam in

Slide 1 - Tekstslide

Ik meng rood en groen licht.
ik krijg ...... licht
A
blauw
B
paars
C
geel
D
oranje

Slide 2 - Quizvraag

rood licht + groen licht + blauw licht =
A
geel
B
cyaan (groenblauw)
C
magenta (paars)
D
wit

Slide 3 - Quizvraag

Als ik geel licht schijn op een blauwe ondergrond, wordt het gele licht:
A
Geabsorbeerd
B
Gereflecteerd

Slide 4 - Quizvraag

Wat voor soort lichtbundel is dit?
A
Divergente lichtbundel
B
Evenwijdige lichtbundel
C
Convergente lichtbundel

Slide 5 - Quizvraag

Wat voor soort lichtbundel is dit?
A
Divergente lichtbundel
B
Evenwijdige lichtbundel
C
Convergente lichtbundel

Slide 6 - Quizvraag

Klopt de schaduw?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de vergroting van de schaduw?
A
1,333
B
2,333
C
1200
D
1,75

Slide 8 - Quizvraag

In de foto zie je de schaduw van een hand die door twee lampjes wordt verlicht.
Wat voor schaduw is er bij 1 ?

A
Halfschaduw
B
Kernschaduw
C
heelschaduw
D
Dat is geen schaduw

Slide 9 - Quizvraag


Foto A is een
vergroting van B.
Wat is de factor?
A
80:24=3,33
B
80-24=56
C
24:80=0,3
D
80x24=1920

Slide 10 - Quizvraag

Welke lenzen zijn positieve lenzen
A
A en B
B
C en D
C
A en B en E
D
C en D en E

Slide 11 - Quizvraag

Bolle lenzen zijn
A
positief en divergerend
B
negatief en divergerend
C
negatief en convergerend
D
positief en convergerend

Slide 12 - Quizvraag

Welke lenzen zijn
negatieve lenzen?
Er zijn meer antwoorden mogelijk.
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 13 - Quizvraag

Hoe komt het beeld op je netvlies terecht?
A
Rechtop
B
Op de kop
C
Scheef
D
Gespiegeld

Slide 14 - Quizvraag

Het beeld is nu niet scherp, hoe kan het oog het beeld wel scherp krijgen?
A
Het maakt de lens vlakker
B
Het maakt de lens boller
C
Het netvlies komt dichterbij de lens
D
Het netvlies gaat verder van de lens staan

Slide 15 - Quizvraag

Waar is het spiegelbeeld?
A
Voor de spiegel
B
Op de spiegel
C
Achter de spiegel

Slide 16 - Quizvraag

Iemand die bijziend is...
A
Kan goed dichtbij kijken
B
Kan goed in de verte zien
C
Kan niks zien

Slide 17 - Quizvraag

Wat wordt bedoelt met een dode hoek?
A
De richting waaruit de wind komt als je er tegenin moet fietsen.
B
Een plaats waar veel ongelukken gebeuren.
C
Een harde klap door een bokser op het gezicht van de tegenstander.
D
Het deel van de weg dat niet te zien is voor een bestuurder.

Slide 18 - Quizvraag


Wat voor weerkaatsing zie je hier
A
glanzende weerkaatsing
B
diffuse weerkaatsing
C
spiegelende weerkaatsing
D
indirecte weerkaatsing

Slide 19 - Quizvraag


De spiegelwet luidt als volgt:
A
∠i kleiner dan ∠t
B
∠i groter dan ∠t
C
spiegeltje , spiegeltje, aan de wand........
D
∠i even groot als ∠t

Slide 20 - Quizvraag

Bij de spiegel in de tekening
is de rode lichtstraal een
teruggekaatste lichtstraal.
Welke invallende lichtstraal
hoort bi j de rode lichtstraal?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 21 - Quizvraag

Einde quiz

Slide 22 - Tekstslide