EVE Klas 1 Leesvaardigheid: Leesstrategieën, feit/mening

Waarom moet je dit weten?
  • Je hoeft niet elke tekst helemaal te lezen om het antwoord op een vraag te krijgen. 

  • Goed kunnen lezen zorgt voor gezonde hersenen met een goed geheugen. Erg handig voor bij een toets bijvoorbeeld!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Waarom moet je dit weten?
  • Je hoeft niet elke tekst helemaal te lezen om het antwoord op een vraag te krijgen. 

  • Goed kunnen lezen zorgt voor gezonde hersenen met een goed geheugen. Erg handig voor bij een toets bijvoorbeeld!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Leesstrategieën

Deze les:
  • leren we vier belangrijke leesstrategieën en hoe je ze moet gebruiken.
  • leren we het verschil tussen feiten en meningen.

Slide 3 - Tekstslide

Welke leesstrategieën ken je nog?


Steek je vinger omhoog als je er één weet.

Slide 4 - Tekstslide

Oriënterend lezen
Door oriënterend te lezen, vind je het onderwerp van de tekst. Bij oriënterend lezen hoef je niet de hele tekst te lezen. Oriënterend lezen doe je zo:
1 Bekijk de tekst:
• Lees de titel.
• Kijk naar de afbeeldingen bij de tekst.
• Lees de tussenkopjes (titels van alinea’s).
• Kijk of er woorden zijn die anders gedrukt zijn.
2 Lees het eerste stukje (de eerste alinea) van de tekst. Soms is dat vetgedrukt.
3 Geef in een paar woorden antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst? Het antwoord dat je geeft, is het onderwerp van de tekst.


Slide 5 - Tekstslide

 Precies lezen
Door precies te lezen, weet je uiteindelijk precies waar de tekst over gaat. Je leest de tekst dan helemaal, van het begin tot het eind.
 Precies lezen doe je zo:
1 Onderstreep woorden die je niet kent en probeer de betekenis van de woorden met een woordraadstrategie (of met een (online) woordenboek) te vinden.
2 Schrijf per alinea in een paar woorden op waar deze alinea over gaat.
3 Noteer het tekstdoel.
4 Noteer de tekstsoort.
.
.

Slide 6 - Tekstslide

Zoekend lezen
Zoekend lezen wordt ook wel 'scannen' genoemd. Je hebt een vraag waarop je een antwoord wilt hebben. Dat doe je zo:

  • Je kijkt naar de titel en de tussenkopjes. In welke alinea zou het antwoord kunnen staan?

Slide 7 - Tekstslide

Globaal lezen
Door globaal te lezen, vind je de deelonderwerpen van de tekst. Je weet dan alvast een beetje waar de tekst over gaat. Globaal lezen doe je zo:
1 Bedenk welke alinea de inleiding is (vaak de eerste alinea). Omcirkel deze alinea.
2 Bepaal welke alinea het slot is (vaak de laatste alinea). Omcirkel deze alinea. De rest van de alinea’s vormt dan het middenstuk.
3 Vind de deelonderwerpen van het middenstuk. Hiervoor lees je van elke alinea van het middenstuk de eerste en de laatste zin. Zet strepen om duidelijk te maken welke alinea’s bij elkaar horen en dus over hetzelfde deelonderwerp gaan.

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdgedachte
1 Onderstreep de hoofdgedachte van de tekst of schrijf die in je eigen woorden op (de hoofdgedachte is één zin waarin duidelijk wordt wat je na het lezen van de tekst over het onderwerp weet).

Slide 9 - Tekstslide

Welke leesstrategie gebruik je het meest?

Slide 10 - Open vraag

Feit

  • Is te controleren.
  • Objectief (bijvoorbeeld: de lucht is blauw)
Mening

  • Is wat een persoon ergens van vindt.
  • Subjectief (= een persoonlijk oordeel)

Slide 11 - Tekstslide

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening

Slide 12 - Quizvraag

Onze docent Nederlands heeft blond haar.
A
Feit
B
Mening

Slide 13 - Quizvraag

Donald Trump was een goede president.
A
Feit
B
Mening

Slide 14 - Quizvraag

Donald Trump was de 45e president van de VS.
A
Feit
B
Mening

Slide 15 - Quizvraag

Schrijf in je schrift één feit en één mening over school op.

Slide 16 - Tekstslide

Wat heb je opgeschreven?

Slide 17 - Woordweb