MAW vwo bijlage 5

• Maatschappijwetenschappen
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 7

MAW vwo bijlage 5

Wat wordt hiet beschreven
structuren en organisaties, gespecialiseerde en gezaghebbende (overheids)instellingen

1. Politics
2. Policy
3. Polity

Wanneer hebben belangengroepen de meeste impact op het tot standkomen van beleid?

1. invoerfase
2. omzetting of conversie
3. uitvoer/output
4. terugkoppeling of feedback

De minister doet een wetsvoorstel aan 2e Kamer voor een wet die onderhuur van studentenkamers verbied. Er is sprake hier van

1. Politieke agendavorming
2. Beleidsvoorbereiding
3. Beleidsbepaling

Welke factor speelt geen rol bij politieke agendavorming?

1. ruimte op de politieke agenda
2. mate van oplosbaarheid
3. mate van ongewenstheid van de situatie
4. of er beleidsalternatieven beschikbaar zijn

Voorbeelden van besluiten die worden uitgevoerd in uitvoerfase zijn?

1. regelgeving
2. staatsbezoeken
3. wetten
4. A,B en C

Het verschil tussen het barriere model en het systeem model is

1. Alleen bij het barrieremodel speelt hindermacht een rol
2. Alleen bij het systeemmodel is er sprake van terugkoppeling

Voorbeelden van interne omgevingsfactoren zijn

1. Bevolkingskrimp in Friesland
2. Verplichtingen aan de Navo
3. Beschikbaarheid van aardga in groningen
4. A en C

Waar staan de barrieres in juiste volgorde

1. Erkennen, afwegen, uitvoeren, belissen
2. Erkennen, afwegen, beslissen, uitvoeren
3. Afwegen, erkennen, beslissen, uitvoeren

Rutte zei dat hij geen tijd had om een pressiegroep te ontmoeten. Welk antwoord klopt?

1. Rutte maakt gebruik van realisatiemacht
2. Pressiegroepen willen direct meebeslissen over politieke zaken
3. Ambtenaren hebben nauwelijks macht in Nederland
4. Rutte maakt gebruik van hindermacht

Welke factoren verklaren de toenemende rol van de media in politieke besluitvorming

1. Opkomst van commercieel en concurrerend medialandschap
2. Politici zijn actiever in het framen van nieuws
3. Politieke partijen proberen van hun partijleiders populaire en leuke mensen te maken
4. A, B en C

Noem de drie stromen van het stromenmodel