Voorzetsels met naamvallen + 2 + 3 +4

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Voorzetsels met naamvallen 

+ 2e naamval

 + 3e naamval 

+4e naamval

Waardoor wordt de naamval bepaald van het zinsdeel waar je de uitgang voor zoekt ?

Voorzetsels & naamvallen

Deze les gaat over voorzetsels met een 'vaste' naamval.

We maken onderscheid tussen de voorzetsels die altijd een 'vaste' naamval hebben en keuzevoorzetsels.

De voorzetsels + 2

Voorzetsels + 4e naamval

Stappenplan

1. Bepaal de naamval (voorzetsel / werkwoord / ontleden)

2. Bepaal of het zinsdeel begint met een woord uit de der- Gruppe of de ein-Gruppe of een persoonlijk voornaamwoord is

3. Kies de bijbehorende uitgang

Wann fährst du zu dein___ Tante?

1. deine
2. deiner
3. deinem
4. dein

Er fährt durch unser___ Strasse.

1. unser
2. unserem
3. unserer
4. unsere

Inerhalb ein___ Woche fangen wir an.

1. ein
2. eine
3. einer
4. eines

Welke vraag heb je nog?

Maken

Boek Kapitel 2, Aufg. 11, 12, 14, 15 (Grammatik)

Kapitel 3, Aufg 3, 4, 5 & 38, 39 en 40 (lesen)