In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Leerstof tot nu toe
Slide 1 - Tekstslide
De jongens van 11 en 14 jaar houden zich, net als hun oudere broer en vader, bezig met criminaliteit. De theorie die het gedrag van de jongens het beste verklaart, is:
A
De anomietheorie
B
De aangeleerd-gedragstheorie
C
De rationele-keuzetheorie
D
De bindingstheorie
Slide 2 - Quizvraag
In de 'rationele-keuze-theorie' speelt pakkans een rol bij criminaliteit
A
juist
B
onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Wat wordt er bedoeld met het dilemma van de rechtsstaat?
A
Moeten we wel of niet de doodstraf invoeren
B
Moeten er harder of zachter gestraft worden
C
Rechten tegenover plichten
D
Rechtshandhaving vs. Rechtsbescherming
Slide 4 - Quizvraag
Rechtsbescherming of rechtshandhaving? "Een agent vertelt de verdachte dat hij recht heeft op een advocaat"
A
Rechtsbescherming
B
Rechtshandhaving
Slide 5 - Quizvraag
In een rechtsstaat is een rechter onafhankelijk.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Trias Politica, drie machten:
wetgevende
uitvoerende
rechterlijke
wie?
wie?
wie?
wat ze doen:
wat ze doen:
wat ze doen:
wetten uitvoeren en handhaven
parlement
rechters
zij die de wet overtreden bestraffen
stelt wetten op
Regering / ministers
Slide 7 - Sleepvraag
Alcoholcontrole Rechtsbescherming of rechtshandhaving?
A
Rechtsbescherming
B
Rechtshandhaving
Slide 8 - Quizvraag
Wat is een rechtstaat?
A
Een land waar mensen verschillende ideeën hebben ( door politieke visie, geloof of maatschappelijke positie)
B
Een land waar iedereen een beetje toe geeft en en krijgt een beetje zijn zin krijgt.
C
Een land waar de rechters en overheid eigen regels kunnen maken en uitvoeren
D
een land waar iedereen zich aan de regels moet houden (burgers en overheid)
Slide 9 - Quizvraag
Bode
Rechters
Verdachte + advocaat
Officier van Justitie
Slide 10 - Sleepvraag
Wat is het verschil tussen waarden en normen?
A
Waarden zijn sociale gedragsregels en normen zijn persoonlijke overtuigingen.
B
Waarden zijn individuele normen en normen zijn collectieve waarden.
C
Waarden zijn traditionele normen en normen zijn moderne waarden.
D
Waarden zijn persoonlijke overtuigingen en normen zijn sociale gedragsregels.
Slide 11 - Quizvraag
Staande houden en aanhouden is hetzelfde
A
Ja
B
Nee, bij aanhouden word je ook gefouilleerd
C
Nee, bij aanhouden moet je naar het bureau
D
Ja, behalve bij ernstige misdrijven
Slide 12 - Quizvraag
De verdachte wordt niet vervolgt en er komt geen straf.
Een geldboete die geweigerd kan worden maar dan komt er alsnog een rechtszaak.
Een straf die niet geweigerd kan worden want schuld staat vast.
Er komt een rechtszaak en de rechter oordeelt over de schuldvraag.
Seponeren
Transactie
Strafbeschikking
Vervolgen
Slide 13 - Sleepvraag
Wat is het doel van straffen als een kinderlokker opgesloten wordt?
A
Afschrikken
B
Veiligheid in de samenleving
C
Wraak
D
Leren van zijn fout
Slide 14 - Quizvraag
In een rechtstaat moet de overheid zich ook aan de wet houden.