H7.4 inhoud en oppervlakte balk

H7 Meten
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H7 Meten

Slide 1 - Tekstslide

H7.4 inhoud en oppervlakte balk

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
aan het einde van de les kan je inhoud van een balk en omrekenen naar inhoudsmaten kunnen

Slide 3 - Tekstslide

H7.4 inhoud en oppervlakte balk

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik tot nu toe

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik

Grootheid       
Iets wat je kunt meten. Een verzamelnaam van een aantal eenheden.

 
Eenheden (maten)
Een woord/letter/symbool dat het getal ervoor of erna een waarde geeft.

     

Voorbeelden: lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, temperatuur, tijd, geld, snelheid, ..
Voorbeelden: km, m², l, kg, uren,€, m/s 

Slide 6 - Tekstslide

lengtematen 

Slide 7 - Tekstslide

omtrek en oppervlakte

Omtrek (km, m, cm, ..)
De lengte van de rand van een figuur (eromheen).

Oppervlakte (hectare, m², .. )
Het aantal keer dat een oppervlaktemaat op het figuur past.

Slide 8 - Tekstslide

Schatten en vuistregels.

Schatten is het ongeveer beredeneren van de uitkomst.

Vuistregels kunnen je hierbij helpen.
  • Een verdieping is ongeveer 3 meter hoog.
  • Een deur is 1 meter breed en 2,50 meter hoog.
  • Een volwassene is ongeveer 180 cm lang.

Slide 9 - Tekstslide

Inlijsten gebruiken bij oppervlakte

Stappenplan 

Stap 1    Neem het figuur over en lijst hem in (stippellijnen).
Stap 2   Zet alle afmetingen erbij.
Stap 3   Bereken eerst de oppervlakte van de rechthoek (geheel). 
Stap 4   Bereken de oppervlaktes alle overige figuren. 
Stap 5   Opp figuur = opp rechthoek - opp rest.  
Stap 6   Geef je antwoord en controleer deze (Logisch? Eenheden?).

Slide 10 - Tekstslide

Welke lengte eenheden missen in dit rijtje?
km - ... - dam - m - dm - ... - mm
A
hm - dm
B
cm - mm
C
hm - cm
D
hm - mm

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord uit het volgende rijtje is een eenheid?
Lengte, snelheid, meter en temperatuur
A
Lengte
B
Snelheid
C
Meter
D
Temperatuur

Slide 12 - Quizvraag

Welke lengte eenheid is het kleinst?
A
millimeter
B
hectometer
C
centimeter
D
decimeter

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de eenheid van omtrek?
A
m
B
C
dm²
D

Slide 14 - Quizvraag

De omtrek bereken ik door
A
de lengten van alle zijden bij elkaar op te tellen
B
de lengte met de breedte te vermenigvuldigen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de omtrek ?
A
omtrek = 4x + 2h
B
omtrek = 2x + 4h
C
omtrek = x = h
D
omtrek = 4h + 2x

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de omtrek?
A
58m
B
172m2
C
60m
D
200m2

Slide 17 - Quizvraag


De omtrek is
A
3+1+4+2+1 = 12 cm
B
3+1+4+2+6+1+1=18 cm
C
3+1+4+2+6+2+1+1=20 cm
D
3+1+4+2+6+2+2+1+1= 22 cm

Slide 18 - Quizvraag

Bereken de omtrek van de figuur

Slide 19 - Open vraag

Bereken de oppervlakte van de figuur

Slide 20 - Open vraag

Inhoud balk
Inhoud balk = grondvlak x hoogte
Inhoud balk = lengte x breedte x hoogte

Slide 21 - Tekstslide

lengte maten - oppervlakte maten ² - inhouds maten ³
dm³ = l
cm³ = ml

Slide 22 - Tekstslide

Oppervlakte of inhoud berekenen van een figuur

Stappenplan 

Stap 1    Maak zichtbaar wat je weet.
Stap 2   Zorg dat alle afmetingen dezelfde lengtemaat hebben.
Stap 3   Bereken de oppervlakte/ inhoud.
Stap 4   Geef antwoord op de vraag.
Stap 5   Controleer je antwoord. (Is het logisch? Eenheden?)

Slide 23 - Tekstslide

Van dm³ naar cm³ is...
A
x 100
B
: 100
C
x 1000
D
: 1000

Slide 24 - Quizvraag

5000000 cm³ = .........m³
A
5 m³
B
500 m³
C
50000 m³
D
2500 m³

Slide 25 - Quizvraag

Hoeveel milliliter is ?
3 cm3  
A
30 mL
B
3mL
C
0,3 mL
D
300mL

Slide 26 - Quizvraag

2000 cm³ =
A
2 liter
B
20 liter
C
200 liter
D
2000

Slide 27 - Quizvraag

2,16 dm³ = ... cl
A
216 cl
B
2160 cl
C
21,6 cl
D
0,216 cl

Slide 28 - Quizvraag



Wat is de inhoud?
A
3
B
4
C
12
D
36

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de inhoud?
A
30cm3
B
15cm3
C
90cm3
D
28cm3

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de inhoud?
A
12 liter
B
72 liter
C
24 liter
D
36 liter

Slide 31 - Quizvraag

Bereken de inhoud van
ruimtefiguur A in liters

Slide 32 - Open vraag

Boer Pieters heeft een vierkant stuk land van 6400
zijn buurman heeft een langwerpig . rechthoekig stuk land van 0.22 km
bij 30 m. Boer Pieters is van mening dat hij het grootste stuk land heeft.
Ga met een berekening na of boer Pieters gelijk heeft.
m2

Slide 33 - Open vraag