2.4 Wolken en Onweer

2.4 "wolken en onweer"
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.4 "wolken en onweer"

Slide 1 - Tekstslide

2.1 Het deeltjesmodel
  • Elke stof heeft zijn eigen soort moleculen.
  • De moleculen van een stof veranderen niet.
  • De moleculen van een stof bewegen voortdurend.
  • De moleculen van een stof trekken elkaar aan.

Slide 2 - Tekstslide

2.2 Luchtdruk
  • Lucht oefent druk uit op het aardoppervlak: luchtdruk.
  • Lagedrukgebied = onrustig weer met wind en neerslag.
  • Hogedrukgebied = rustig weer met zon.
  • Luchtdruk neemt af met hoogte.

Slide 3 - Tekstslide

2.2 Luchtdruk
  • Met een barometer kun je meten hoe groot de luchtdruk is.
  • Een manometer geeft de overdruk aan. Dit is het verschil tussen de luchtdruk buiten en de druk in de band.
  • Absolute druk = luchtdruk + overdruk
1 bar = 1000 mbar
1 mbar = 100 Pa

Slide 4 - Tekstslide

2.3 Temperatuur
  • Als de temperatuur stijgt, zet de vloeistof uit en stijgt het vloeistofniveau in de buis.
  • Bimetaal thermometer: als de temperatuur stijgt, zet de ene strip sterker uit dan de andere. figuur 2, blz 95
  • Absolute nulpunt is de laagst mogelijke Temp.
0 Kelvin = -273 graden Celsius
0 graden Celsius = 273 Kelvin

Slide 5 - Tekstslide

condensatie niveau

Slide 6 - Tekstslide

Dauwpunt
  • Lucht bevat waterdamp. Als de lucht opwarmt zal de waterdamp condenseren (het wordt vloeibaar)
  • Hoe hoger de temperatuur, hoe meer waterdamp de lucht kan bevatten.

De temperatuur waarbij waterdamp
in de lucht gaat condenseren heet
het dauwpunt.

Slide 7 - Tekstslide

Dauwpunt
De temperatuur waarbij waterdamp 
in de lucht gaat condenseren heet 
het dauwpunt. Het dauwpunt hangt 
af van de hoeveelheid vochtigheid 
in de lucht: hoe meer vocht in de lucht,
hoe hoger het dauwpunt ligt. 

Slide 8 - Tekstslide

Hoe onstaat een wolk?
De zon verwarmt het zeewater, het vloeibare water verandert in waterdamp. Als de lucht met waterdamp afkoelt, treedt er condensatie op en ontstaat er een wolk
Hoe onstaat neerslag in een wolk?
Neerslag ontstaat als miljarden zwevende druppeltjes en ijsdeeltjes in wolken aan elkaar gaan kleven. Ze worden te zwaar en vallen naar beneden.

Slide 9 - Tekstslide

Stapelwolken
Stapelwolken ontstaan door warme
lucht die uitzet. Bij het dauwpunt 
gaan de lucht condenseren 
(vlakke onderkant)
maar de bellen warme lucht stijgen nog verder, zo stapelen de wolken zich op.

Slide 10 - Tekstslide

Stapelwolken

Slide 11 - Tekstslide

Verschillende soorten wolken
Mooiweerwolk: weinig temperatuurverschil; de luchtbel stijgt niet zo snel.
Buienwolk: veel temperatuur verschil; de luchtbel stijgt snel.

Slide 12 - Tekstslide

MooiWeerWolken

Slide 13 - Tekstslide

Mooiweerwolken
Temperatuur in opstijgende luchtbellen niet veel hoger dan omgeving
Luchtbel stijgt langzaam en bereikt geen grote hoogte --> krijgt een mooiweerwolk
Hierin stroomt de lucht rustig.

Slide 14 - Tekstslide

SlechtWeerWolken

Slide 15 - Tekstslide

Buienwolken
Temperatuur in opstijgende luchtbel veel hoger dan omgeving
Luchtbel stijgt heel hoog, wolk krijgt een donkere onderkant
Bovenin de wolk ontstaan ijskristallen die naar beneden vallen --> regen/sneeuw/hagel

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Donderwolk
  • Hoger dan andere wolken.
     

Slide 18 - Tekstslide

Statische lading
  • Elektrische lading komt voor op twee manieren, positief en negatief.
  • Elektrische lading kan ontstaan door wrijving.
  • als de lading ontstaat door wrijving noemen we dat 
       statische elektriciteit

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Donderwolk
  • Hoger dan andere wolken.

  • Ladingsscheiding: positief geladen bovenkant en negatief geladen onderkant.

  • Kans op grote hagelstenen 

Slide 21 - Tekstslide

Bliksem
De grote stroom zorgt ervoor dat de lucht heet wordt. 

De lucht wordt zo heet, dat hij wit licht geeft.

Door de hitte zet de lucht snel uit, hierdoor krijg je een geluidsgolf (donder)

Slide 22 - Tekstslide