14 3hv Grammatica, verschil bijwoord en bijvoeglijk naamwoord

Lezen in je leesboek
timer
10:00
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica 3.8 
• Over de oefen SO
• het verschil tussen bijwoord en bijvoeglijk naamwoord.


Slide 2 - Tekstslide

Herhaling bijwoord
bijwoord 
- zegt iets over een ww (snel typen)
- zegt iets over een bnw (heel leuk truitje)
- zegt iets over een bw (heel erg leuk truitje)
- geeft een plaats/richting aan (hier, daar, links)
- geeft een tijd aan (nu, soms, plotseling)
- geeft een frequentie aan (hoe vaak)
- geeft een graad aan (in hoeverre)
- geeft een ontkenning aan 
- geeft een hoeveelheid aan 
- alle andere vraagwoorden (waar, hoe, wanneer) (let op: geen wie of wat)
- prullenbak (hoe, wel, ook, toch, nauwelijks)




















Slide 3 - Tekstslide

De marathonloper rent snel naar de finish.
De snelle marathonloper finisht.

Slide 4 - Tekstslide

De marathonloper rent snel naar de finish.
De snelle marathonloper finisht.

Slide 5 - Tekstslide

- zegt iets over een werkwoord
Hij typt snel een berichtje.

Max Verstappen kwam erg hard aanrijden.

Slide 6 - Tekstslide

- zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord
Dat is een erg mooi boek!

Calvijn is een heel klein schooltje.


Slide 7 - Tekstslide

- zegt iets over een ander bijwoord
Dat is een heel erg mooi boek!

In mijn vrije tijd kijk ik onwijs veel series.

Slide 8 - Tekstslide

- geeft een tijd aan
Nu wil ik een koekje!

Het huiswerk van morgen is...

Slide 9 - Tekstslide

- geeft een plaats aan
Daar is de nieuwe mediatheek.

Ergens in Nederland kun je een schat vinden.

Slide 10 - Tekstslide

Grammatica 3.8 oefenen voegwoord en bijwoord
havo opdracht 1, 3 en 4

Slide 11 - Tekstslide