Unit 2.5 - Comparisons

English
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

English

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Doelen van de les
Ik kan comparisons (vergelijkingen) toepassen in de zin.
A
0 - 25%
B
25 - 50%
C
50 - 75%
D
75 - 100%

Slide 3 - Quizvraag

Doelen van de les
Ik kan quantifiers (much/many/etc.) op de juiste manier gebruiken
A
0 - 25%
B
25 - 50%
C
50 - 75%
D
75 - 100%

Slide 4 - Quizvraag

Afspraken
Camera AAN
Microfoon UIT
Actieve houding AAN

Slide 5 - Tekstslide

Afspraken
Active houding AAN
Let op!
Niet aangemeld bij TEAMS = Afwezig
Niet aangemeld bij LessonUp = Afwezig

Slide 6 - Tekstslide

Recap Comparisons

Slide 7 - Tekstslide

Comparisons 
In het Nederlands noemen we ze trappen van vergelijkingen.
Gebruik: Om mensen of dingen te beschrijven
Je vergelijkt ze met elkaar. 
Comparative: Vergrotende trap
  Superlative: Overtreffende trap. 
C
B
A
Box A is small.
Box B is smaller than box A.
Box C is the smallest of all.

Slide 8 - Tekstslide

Comparisons 
Woorden van 1 lettergreep/syllable:
- Vergrotende trap: -er
- Overtreffende trap: -est
old
older
oldest

Slide 9 - Tekstslide

Comparisons 
Woorden van 3 lettergrepen of meer:
- Vergrotende trap: more 
- Overtreffende trap: most
expensive
more expensive
most expensive

Slide 10 - Tekstslide

Comparisons 
Woorden van 2 lettergrepen - eindigend op -le/-er/-ow/-y
- Vergrotende trap: -er
- Overtreffende trap: -est

Woorden van 2 lettergrepen - niet eindigend op -le/-er/-ow/-y
- Vergrotende trap: more
- Overtreffende trap: most


Slide 11 - Tekstslide

Welk rijtje is juist?
A
Good - Better - Best
B
Good - Gooder - Goodest
C
Beautiful - Beautifuler - Beautifulest
D
Small - More small - Most small

Slide 12 - Quizvraag

That group is _____ the other group.
A
the more serious
B
the most serious
C
more serious than
D
most serious than

Slide 13 - Quizvraag

Welk rijtje klopt niet?
A
nice - nicer - nicest
B
happy - happier - happiest
C
bad - badder - baddest
D
beautiful - more beautiful - most beautiful

Slide 14 - Quizvraag

It is _____ to find good football players.
A
more difficult
B
difficulter
C
most difficult
D
difficultest

Slide 15 - Quizvraag

Adele is famous. Lady Gaga is _____,
Michael Jackson is _____!
A
more famous, the most famous
B
famouser, the most famous
C
famouser, the famousest
D
more famouser, most famous

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Extra oefenen met 
de trappen van vergelijking?



Done?
Mk: Unit 2.5, 5 t/m 8
Lr: Studybox 2.5


Slide 18 - Tekstslide

Speaking Assignment

Slide 19 - Tekstslide

Doelen van de les
Ik kan comparisons (vergelijkingen) toepassen in de zin.
A
0 - 25%
B
25 - 50%
C
50 - 75%
D
75 - 100%

Slide 20 - Quizvraag

Doelen van de les
Ik kan quantifiers (much/many/etc.) op de juiste manier gebruiken
A
0 - 25%
B
25 - 50%
C
50 - 75%
D
75 - 100%

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Woordweb

Maak de past simple van het volgende woord:
to book (bijvoorbeeld van een reis)

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide