hst 2 paragraaf 5 "zure stoffen en basische stoffen bij elkaar"

hst 2.5 "zure stoffen en basische stoffen bij elkaar"
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

hst 2.5 "zure stoffen en basische stoffen bij elkaar"

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen

  • Je kunt beschrijven wat neutraliseren van zure en basische oplossingen is.
  • Je kunt de handelingswijze bij een titratie beschrijven.
  • Je kunt de hoeveelheid van een zuur in een oplossing berekenen met behulp van een titratie.
  • Je kunt de hoeveelheid van een base in een oplossing berekenen met behulp van een titratie.

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag

Let op in 2.5 zit een moeilijk onderdeel titratie kijk het 
uitleg filmpje erg goed.

Slide 3 - Tekstslide

Ontzuren
Als je een basische stof aan een zure stof toevoegd, noem je dat ontzuren. Je brengt de pH van een lage waarde hogerop door er een stof met een hogere pH aan toe te voegen. 


Slide 4 - Tekstslide

Neutraliseren
Een zure oplossing kun je neutraal maken door er een basische stof aan toe te voegen tot de pH 7 wordt. 

Dat punt noem je het omslagpunt.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Omslagpunt door titratie
Het omslagpunt kun je zichtbaar maken. Je doet dit door een indicator voor een basische stof aan een zuur toe te voegen. 

Je ziet dus eerst niets aan de stof. Maar op het punt dat de zure stof in een base gaat veranderen , geeft de indicator een kleur verandering. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Titreren
Je ziet dus dat je bij titreren nauwkeurig de begin en de eindstand van de base af moet lezen. Je moet natuurlijk weten hoeveel base je bij het zuur hebt gevoegd. 

Als je de eindstand van de beginstand aftrekt heb je de hoeveelheid base die je hebt gebruikt. Hiermee kun je de concentratie uitrekenen. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Concentratie berekenen
Kruislings vermenigvuldigen




De verhouding van 1 mL natronloog = 55 mg azijnzuur is gegeven. 

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld 1
Azijn bevat azijnzuur. Dit kun je neutraliseren door er natronloog aan toe te voegen. 

Gegeven: 1 mL natronloog = 58 mg azijnzuur. 
Gevraagd: Hoeveel azijnzuur bevat de oplossing als je 18 mL natronloog nodig hebt om hem te neutraliseren. 



Natronloog is een basische oplossing die je kunt maken door vloeibare gootsteenontstopper op te lossen. 

Slide 12 - Tekstslide

Uitwerken
Gegeven: 1 mL natronloog = 58 mg azijnzuur. 
Gevraagd: Hoeveel azijnzuur bevat de oplossing als je 18 mL natronloog nodig hebt om hem te neutraliseren. 

Uitwerking
18,6 x 58 = 1078,8 mg

Antwoord: 1079 mg azijnzuur

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag
HW:
Lees 2.5 en maak de opdrachten tot en met 79 



Slide 14 - Tekstslide