Biologie pubquiz
1 / 40
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat betekend het woord:
Organisme
Organisme
A
Biologie
B
Planten
C
Levend wezen
D
Alien
Slide 2 - Quizvraag
Hoe noem je het proces waarbij een plant zuurstof maakt
A
fotoshoot
B
fotosynthese
C
thesis
D
luchtproces
Slide 3 - Quizvraag
Welk orgaan zie je hier?
A
Long
B
Hart
C
Maag
D
Darm
Slide 4 - Quizvraag
Van welk organisme is dit een cel?
A
Bacterie
B
Dier
C
Plant
D
Schimmel
Slide 5 - Quizvraag
Hoe noem je nummer 3?
A
Objectief
B
Diafragma
C
Revolver
D
Oculair
Slide 6 - Quizvraag
Aan welke scherpstel schroef mag je altijd draaien?
A
Klein schroef
B
Grote schroef
C
Diafragma
D
Preparaat klem
Slide 7 - Quizvraag
Waar mee kan je het licht feller of minder fel maken?
A
Klein schroef
B
Grote schroef
C
Diafragma
D
Preparaat klem
Slide 8 - Quizvraag
Welk nummer geeft het diafragma aan?
A
5
B
7
C
1
D
11
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de juiste scheikundige benaming voor koolstofdioxide?
A
H2O
B
CO2
C
O2
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de juiste scheikundige benaming voor zuurstof?
A
H2O
B
CO2
C
O2
Slide 11 - Quizvraag
Door welke stof in sigaretten worden de longen zwart?
A
Koolstofmonoxide
B
Koolstofdioxide
C
Nicotine
D
Teer
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de functie van de rode bloedcellen?
A
Ziekte verwerkkers onschadelijk maken
B
Wondjes dichten
C
Zuurstof vervoeren
D
Bloed rood maken
Slide 13 - Quizvraag
Welke gas neemt de plek van zuurstof in, in de rode bloedcellen?
A
Koolstofmonoxide
B
Koolstofdioxide
C
Nicotine
D
Teer
Slide 14 - Quizvraag
Wat zie je in deze afbeelding?
A
Bloemkooltje
B
Longen
C
Bolletjes
D
Longblaasjes
Slide 15 - Quizvraag
Welk gas ademen mensen uit?
A
Zuurstof
B
Lucht
C
Koolstofdioxide
D
Koolstofmonoxide
Slide 16 - Quizvraag
Welk gas is nodig om verbranding plaats te laten vinden.
A
Zuurstof
B
Lucht
C
Koolstofdioxide
D
Koolstofmonoxide
Slide 17 - Quizvraag
Welk gas is een verbrandingsproduct?
A
Zuurstof
B
Lucht
C
Koolstofdioxide
D
Koolstofmonoxide
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de taak van witte bloedcellen
A
Ziekte verwekkers onschadelijk maken
B
Wondjes dichten
C
Zuurstof vervoeren
D
Bloed rood maken
Slide 19 - Quizvraag
Het bloed stroom het hart binnen bij de linker en de rechter kamer
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quizvraag
Hoe heet het deel van het hart dat rood is gekleurd
A
Kamer Kleppen
B
Hartkleppen
C
Maan kleppen
D
Halve maanvormige kleppen
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de functie van je galblaas
A
Maakt gal
B
Slaat gal op
C
Doet eigenlijk niks
Slide 22 - Quizvraag
Hoe noem je de beweging die je darmen maken om jou voedsel te verplaatsen.
A
Darmkrampen
B
Peristaltische beweging
C
Constipatie
D
Scheten
Slide 23 - Quizvraag
Welke klier hoort niet bij het rijtje verteringsklieren
A
Lever
B
Alvleesklier
C
Speekselklieren
D
Traanklier
Slide 24 - Quizvraag
Wat is de taak van de nieren
A
Plas bewaren
B
Je bloed filteren
C
Urine maken
D
Kidneys
Slide 25 - Quizvraag
Hoe heten de herkenningspunten aan een cel waardoor een witte bloedcel weet of het een cel van je eigen lichaam is.
A
Antigenen
B
Antistoffen
C
DNA
D
Herkenningspunten
Slide 26 - Quizvraag
Hoe heten de stofjes die de witte bloedcel aan maakt om jou lichaam tegen lichaamsvreemde stoffen te beschermen?
A
Antigenen
B
Antistoffen
C
Afvalstoffen
D
Soldaatjes
Slide 27 - Quizvraag
Zijn borsten primaire of secudaire geslachtskenmerken?
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerekn
Slide 28 - Quizvraag
Is de penis een primaire of secudaire geslachtskenmerk?
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerekn
Slide 29 - Quizvraag
Hoe noem je iemand die met mannelijke en vrouwelijke geslachtskenmerken geboren is?
A
Biseksueel
B
Transgender
C
Hetro
D
Intersekse
Slide 30 - Quizvraag
In welk deel van het vrouwlijke voorplantingsorgaan worden de eicellen gemaakt?
A
Baarmoeder
B
Eileider
C
Vagina
D
Eierstokken
Slide 31 - Quizvraag
Hoelang is een vrouw per maand vruchtbaar?
A
12 tot 24 uur
B
4 dagen
C
14 dagen
D
28 dagen
Slide 32 - Quizvraag
Hoe lang kunnen de zaadcellen in het lichaam van een vrouw overleven?
A
12 tot 24 uur
B
4 dagen
C
14 dagen
D
28 dagen
Slide 33 - Quizvraag
In welk deel van het mannelijk voorplantingsorgaan worden de zaadcellen opgeslagen?
A
Zaadbal
B
Bijbal
C
Prostaat
D
Zaadblaasjes
Slide 34 - Quizvraag
Urine en sperma verlaten beide het lichaam door de urinebuis.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 35 - Quizvraag
Welke voorbehoedsmiddel beschermt jou voor een zwangerschap en een SOA?
A
Nuvaring
B
Vrouwen condoom
C
Spiraaltje
D
De pil
Slide 36 - Quizvraag
"voor het zingen de kerk uit" is een betrouwbare manier om geslachtsgemeenschap te hebben en een zwangerschap te voorkomen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 37 - Quizvraag
Wat zie je op deze foto?
A
Menselijke cellen
B
Dierlijke cellen
C
Beide antwoorden zijn goed
Slide 38 - Quizvraag
De cellen van een dier hebben een celkern. In elke celkern zit de zelfde informatie. Dit noem je DNA.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 39 - Quizvraag
Wat is mevrouw Wittenberg haar favoriete dier?
A
Kat
B
Eend
C
Schildpad
D
Hond
