Leesvaardigheid

Leesvaardigheid
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

In het begin
Lees de titel, ondertitel, tussenkopjes en
kijk naar de plaatjes.
Bedenk waar de tekst over gaat.
Kijk naar de opmaak en de bronvermelding
(kranten- internetartikel, verhaal, gedicht,…)



Slide 2 - Tekstslide

Onbekende woorden
Lijkt het op een Nederlands woord

of op een woord uit een andere taal?
Kun je de betekenis afleiden uit de zin/ alinea?
Bij samengestelde woorden probeer te splitsen.



Slide 3 - Tekstslide

Onbekende woorden
 eerst uit de context afleiden / raden



Slide 4 - Tekstslide

Belangrijke woorden
Der Absatz= de alinea
Die Zeile/ Reihe= de regel / rij

Slide 5 - Tekstslide

Waar staan vaak antwoorden:
- na een dubbele punt
- in aanhalingstekens
- bij signaalwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Signaalwoorden, bijv.:
auch = ook (opsomming)
weil = omdat (reden, oorzaak)
aber= maar (tegenstelling)
daher= vandaar (gevolg, conclusie)
zum Beispiel= bijvoorbeeld (voorbeeld geven)
sogar= zelfs (versterking)
nur= slechts (beperking)
übrigens= overigens (extra informatie)
jetzt= nu (tijd/volgorde)

Slide 7 - Tekstslide

Waar staan vaak antwoorden?

Slide 8 - Open vraag

maar

A
doch
B
sogar
C
aber
D
nur

Slide 9 - Quizvraag

De NL vertaling van
Absatz

Slide 10 - Open vraag

De NL vertaling van
Zeile of Reihe

Slide 11 - Open vraag

daher
A
toch
B
ook
C
echter
D
vandaar

Slide 12 - Quizvraag

weil
A
hoewel
B
daarbij
C
omdat
D
ook

Slide 13 - Quizvraag

auch
A
omdat
B
ook
C
want
D
toch

Slide 14 - Quizvraag

zum Beispiel
A
bijvoorbeeld
B
zodat
C
zelfs
D
pas echt

Slide 15 - Quizvraag

sogar
A
zodat
B
zelfs
C
pas echt
D
echter

Slide 16 - Quizvraag

nur
A
eigenlijk
B
hoewel
C
omdat
D
slechts, alleen (maar)

Slide 17 - Quizvraag

übrigens
A
in elk geval
B
overigens
C
pas echt
D
terwijl

Slide 18 - Quizvraag

jetzt
A
want
B
maar
C
ook
D
nu

Slide 19 - Quizvraag

obwohl
A
ook
B
overigens
C
hoewel
D
slechts

Slide 20 - Quizvraag

auch
A
ook
B
dus
C
slechts
D
zelfs

Slide 21 - Quizvraag

woordenboek
De ä, ü en ö vind je bij dezelfde klinkers zonder umlaut

De ß vind je bij de dubbele s

Slide 22 - Tekstslide