Les 1: Tekstverbanden en signaalwoorden

Welkom!
Planning:
- Lesdoelen
- Uitleg tekstverbanden en signaalwoorden
- Opdracht in tweetallen
- Afsluiting

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Planning:
- Lesdoelen
- Uitleg tekstverbanden en signaalwoorden
- Opdracht in tweetallen
- Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
- Ik weet wat een tekstverband is.
- Ik weet wat signaalwoorden zijn.
- Ik ken de tekstverbanden en bijbehorende signaalwoorden.
- Ik kan signaalwoorden koppelen aan de juiste tekstverbanden.

Slide 2 - Tekstslide

https://apps.noordhoff.nl/se/deeplink?bookId=049e3d06-17b9-463c-bb31-a25a359ff3c9&themeId=59cc888c-4330-416d-8f34-73c44b5b3b57&contentUnitId=30d87346-36c5-4253-af2e-86bf53f30a7f&contentType=content&source=generic

Slide 3 - Tekstslide

Tekstverbanden

Slide 4 - Woordweb

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 5 - Tekstslide

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Slide 6 - Tekstslide

SOORTEN TEKSTVERBANDEN

opsomming

tegenstelling

reden/verklaring

conclusie

toelichting/uitleg

doel-middel

oorzaak-gevolg

tijdaangevend

vergelijking

voorwaarde

samenvatting

Slide 7 - Tekstslide

Vorig jaar scoorde Timo bijna nooit, maar nu maakt hij elke wedstrijd een doelpunt.
A
tegenstellend
B
opsommend
C
reden/verklaring

Slide 8 - Quizvraag

Mijn etui zit bomvol met schoolspullen: pennen, potloden, stiften, een geo-driehoek, gummen en een passer.
A
tegenstellend
B
opsommend
C
reden/verklaring

Slide 9 - Quizvraag

Dunja heeft geen zin om naar het festival te gaan, want ze vindt het programma niet goed.
A
tegenstellend
B
opsommend
C
reden/verklaring

Slide 10 - Quizvraag

OPSOMMING (HERHALING)

Je geeft een opsomming: je noemt verschillende dingen achter elkaar op.


Signaalwoorden: en, ook, nog, bovendien, verder, daarnaast, tevens, zowel… als, ten eerste, ten tweede, allereerst, ten slotte, maar ook 


Voorbeeld: 

Mourat houdt van voetbal en games. Ook gaat hij graag uit. 









Slide 11 - Tekstslide

TEGENSTELLING (HERHALING)

Je geeft een tegenstelling aan.

Signaalwoorden: maar, toch, terwijl, ook al, hoewel, ofschoon, daar staat tegenover, niettemin, echter, daarentegen, integendeel, in tegenstelling tot, enerzijds … anderzijds, desondanks, alleen, hoewel 


Voorbeeld: 

Emre houdt van Italiaans eten, maar lust geen pizza.









Slide 12 - Tekstslide

REDENGEVEND VERBAND (HERHALING)

Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.

Signaalwoorden: want, omdat, daarom, dus, de reden hiervoor is, het argument is.


Voorbeeld: Voor het proefwerk van biologie had ik een slecht cijfer, want ik heb er niet goed voor geleerd.

De reden van het slechte cijfer is dat ik niet geleerd heb voor het proefwerk.









Slide 13 - Tekstslide

VOORWAARDELIJK VERBAND

Een voorwaardelijk verband geeft aan onder welke voorwaarden iets gebeurt.

(Dit verband wordt vast vaak door je ouders gebruikt als ze ontevreden zijn:)

Signaalwoorden: als (dan), indien, tenzij, mits, wanneer, onder de volgende voorwaarden, in het geval dat, mocht ... dan, op voorwaarde dat.


Voorbeeld: Als ik vandaag mijn kamer opruim,

(dan) mag ik morgen mee naar de Efteling.

Om mee te mogen naar de Efteling, moet ik mijn kamer opruimen.

Voorwaarde = kamer opruimen








Slide 14 - Tekstslide

Het oorzakelijk verband
Let op! Lijkt veel op redengevend, maar hier gaat het om een oorzaak waar je geen invloed op hebt. 
Signaalwoorden: doordat, dankzij, als gevoel van, dat komt door

Voorbeeld: 
Doordat het regent, ben ik doorweekt tot op mijn sokken. 

Slide 15 - Tekstslide

Het samenvattend verband 
Hierbij wordt  een samenvatting gegeven.
Signaalwoorden: kortom, al met al, alles bij elkaar, samenvattend. 

Voorbeeld: 
Kortom, het is belangrijk om je huiswerk te maken.  

Slide 16 - Tekstslide

Het toelichtend verband 
Je doet een uitspraak en geeft een of meer voorbeelden.
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, met name, denk aan, zoals, met andere woorden, dat wil zeggen, als voorbeeld.

Voorbeeld: 
Bij daglicht hebben dingen kleur, bijvoorbeeld gras dat groen is. 

Slide 17 - Tekstslide


Tekstverbanden
(oefenen)

Slide 18 - Tekstslide

Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
A
toelichting
B
reden
C
voorwaarde

Slide 19 - Quizvraag

Als jij alles voor mij inpakt,
koop ik iets lekkers voor onderweg.
A
toelichting/uitleg
B
reden
C
voorwaarde

Slide 20 - Quizvraag

Zet de signaalwoorden bij het juiste tekstverband. 
Toelichtend
Opsommend
Bijvoorbeeld
Zoals
Verder
Ook

Slide 21 - Sleepvraag

In tweetallen
Bij deze opdracht mag je de toolbox in Plot open zetten (TOOLBOX: Signaalwoorden). 
Je mag geen zinnen overnemen. Bedenk ze zelf!

Slide 22 - Tekstslide

Bedenk samen een zin met een opsommend verband. Gebruik ook een signaalwoord.

Slide 23 - Open vraag

Bedenk samen een zin met een tegenstellend verband. Gebruik ook een signaalwoord.

Slide 24 - Open vraag

Bedenk samen een zin met een oorzakelijk verband. Gebruik ook een signaalwoord.

Slide 25 - Open vraag

Bedenk samen een zin met een samenvattend verband. Gebruik ook een signaalwoord.

Slide 26 - Open vraag

Bedenk samen een zin met een toelichting/uitleg. Gebruik ook een signaalwoord.

Slide 27 - Open vraag

Bedenk samen een zin met een voorwaardelijk verband. Gebruik ook een signaalwoord.

Slide 28 - Open vraag

Wat snap je nog niet zo goed?

Slide 29 - Open vraag