Dag 5

Thema 8: Technologie
Dag 5
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Thema 8: Technologie
Dag 5

Slide 1 - Tekstslide

Woorden van vandaag:
  • rechts
  • rechtsaf
  • reis
  • de smartphone
  • de toekomst
  • vanaf
  • vinden
  • vliegen 

Slide 2 - Tekstslide

34. rechts
  • aan de kant van je lichaam waar niet je hart zit
  • rechts <--> links

  • zin: De meeste mensen schrijven met rechts

Slide 3 - Tekstslide

35. rechtsaf
  • in de richting van rechts gaan
  • naar rechts gaan
  • rechtsaf <--> linksaf

  • zin: Als u bij het stoplicht rechtsaf gaat, komt u bij de winkels. 

Slide 4 - Tekstslide

36. de reis (znw)
  • als je van de ene plaats naar een andere plaats gaat

  • zin: We maken een reis van Nederland naar Oslo in Noorwegen. 

Slide 5 - Tekstslide

37. de smartphone (znw)
  • een mobiele telefoon met touchscreen.
  • zin: Bijna iedereen heeft een smartphone

Slide 6 - Tekstslide

38. de toekomst (znw)
  • de tijd die nog moet komen, alles wat nog moet komen

  • zin: Misschien kunnen mensen in de toekomst op vakantie naar de maan. 

Slide 7 - Tekstslide

39. vanaf
  • dit woord gebruik je om te zeggen in welke plaats iets begint, of op welke datum of tijd iets begint
  • zin: Vanaf Den Helder is het nog een uur autorijden naar Amsterdam.
  • zin: Vanaf zaterdag 23 december hebben jullie kerstvakantie.

  • van boven naar beneden
  • zin: Vanaf het dak van de flat kun je de hele stad zien. 

Slide 8 - Tekstslide

40. vinden (ww)
  • een bepaalde mening hebben
  • zin: Ik vind zwemmen leuk. 

  • hem of het weer ontdekken
  • zin: Ik heb mijn  ring weer gevonden.

  • TT - Ik vind, hij vindt, wij vinden
  • VT - ik vond, wij vonden
  • VTD - ik heb gevonden

Slide 9 - Tekstslide

41. vliegen (ww)
  • zich door de lucht verplaatsen

  • TT - ik vlieg, jij vliegt, wij vliegen
  • VT - ik vloog, wij vlogen
  • VTD - ik heb gevlogen

  • zin: We vliegen volgende week met de KLM naar Japan.

Slide 10 - Tekstslide

Mijn duim zit ... van mijn wijsvinger aan mijn
linkerhand.
34

Slide 11 - Open vraag

Naar rechts gaan is hetzelfde als ...
35
A
recht
B
rechtop
C
rechtdoor
D
rechtsaf

Slide 12 - Quizvraag

Maak een zin met het woord '(de) reis'.
- gebruik minimaal vier woorden
- denk aan de hoofdletter en punt
36

Slide 13 - Open vraag

Welke foto hoort bij '(de) smartphone'?
37
A
B
C
D

Slide 14 - Quizvraag

De toekomst is ...
38
A
het heden
B
niet het verleden
C
de tijd die nog komt
D
het verleden

Slide 15 - Quizvraag

Maak één zin met het woord 'vanaf'.
- Kies 1 betekenis
- minimaal vier woorden
- let op: hoofdletter en punt, volgorde van de woorden, goede vorm van
het werkwoord.
39

Slide 16 - Open vraag

Welke zinnen horen bij de twee betekenissen van het ww 'vinden'?

1. Wat vind jij van zijn nieuwe kapsel?
2. Wij vinden school niet altijd leuk, maar meestal wel.
3. Als je het boek weer vindt, geef je het dan weer terug?
4. Gelukkig, ik heb mijn portemonnee weer gevonden!
40
A
1. goed 2 . goed 3. fout 4. fout
B
1 .goed 2. goed 3. goed 4. goed
C
1. goed 2. fout 3. fout 4. goed
D
1. fout 2. fout 3. fout 4. fout

Slide 17 - Quizvraag

41
Ben je weleens ergens
naartoe gevlogen met het vliegtuig?
Nee? Waar zou je dan naartoe willen?

Slide 18 - Woordweb