In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
lijdende/ bedrijvende zin
Slide 1 - Tekstslide
WaT is het verschil tussen de lijdende en de bedrijvende vorm
Slide 2 - Open vraag
Geef een voorbeeld van een bedrijvende zin.
Slide 3 - Open vraag
Geef een voorbeeld van een lijdende zin
Slide 4 - Open vraag
Wat is het onderwerp? De cadeautjes worden vanavond door de mijn moeder gebracht.
A
De cadeautjes
B
worden gebracht
C
vanavond
D
door mijn moeder
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het onderwerp? Mijn moeder brengt vanavond de cadeautjes.
A
Mijn moeder
B
brengt
C
vanavond
D
de cadeautjes
Slide 6 - Quizvraag
Bedrijvende zinnen
Wat is nu het verschil tussen deze twee zinnen als je kijkt naar het onderwerp?
- Mijn moeder brengt vanavond de cadeautjes.
- De cadeautjes worden vanavond door mijn moeder gebracht.
Slide 7 - Tekstslide
Bedrijvende zinnen
Mijn moeder brengt vanavond de cadeautjes.
Bedrijvende zin!
Het onderwerp is actief.
Het onderwerp DOET iets.
Slide 8 - Tekstslide
Lijdende zinnen
De cadeautjes worden vanavond door mijn moeder gebracht.
Lijdende zin!
Het onderwerp is passief.
Het onderwerp DOET niets.
Er WORDT iets met het onderwerp
gedaan.
Slide 9 - Tekstslide
Lijdende zinnen
Kijk eens naar de volgende zin:
De cadeautjes worden vanavond gebracht.
Nu staat er niet DOOR wie ze worden gebracht. Ook dit is een lijdende zin, want je kunt er een DOOR-BEPALING achter denken.
De cadeautjes worden vanavond gebracht. (mijn moeder)
Slide 10 - Tekstslide
Lijdende zinnen
Een lijdende zin heeft altijd een vorm van zijn/ worden + VD.
Het boek wordt vandaag gelezen. (door de hele klas)
Op Instagram worden vaak beroemdheden gevolgd. (door jonge meisjes)
Slide 11 - Tekstslide
Lijdende zinnen
Hoe herken je dus een lijdende zin:
1. Onderwerp doet niets, er wordt iets met het onderwerp gedaan.
2. Er is een door-bepaling of je kunt die erbij denken.
3. Er staat altijd een vorm van zijn/ worden in de zin.
Slide 12 - Tekstslide
https:
Slide 13 - Link
Lijdende vorm
Wanneer gebruik je de lijdende vorm?
1. Als je handelende persoon niet kent of als het voor de hand ligt wie de handelende persoon is.
2. Als je de handelende persoon niet wil noemen.
3. Als je voor afwisseling wil zorgen.
Een tekst bestaat uit beide vormen. Wissel lijdende en bedrijvende zinnen af, zodat je tekst prettig leest. Het voelt persoonlijker, dan als je alleen lijdende vormen gebruikt.
Slide 14 - Tekstslide
Exitticket
Wat heb je vandaag geleerd?
Slide 15 - Tekstslide
Hoeveel sterren geef je deze les?
A
1 ster
B
2 sterren
C
3 sterren
D
4 sterren
Slide 16 - Quizvraag
Noem drie dingen die je deze les geleerd hebt.
Slide 17 - Open vraag
Noem twee vragen over de leerstof die je nog wil stellen?