VWO/HAVO 3 Kapitel 3 Unterwegs

Kapitel 3 Unterwegs
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Kapitel 3 Unterwegs

Slide 1 - Tekstslide

Was ist das?
<-
A
der Wald
B
der Strand
C
der Gipfel
D
der Fluss

Slide 2 - Quizvraag

Welches Wort passt nicht?
A
der Gipfel
B
das Gebirge
C
der Berg
D
der Dschungel

Slide 3 - Quizvraag

Wo liegt Wien?
A
die Schweiz
B
Österreich
C
Deutschland
D
Liechtenstein

Slide 4 - Quizvraag

Welche Richtung?
A
nach links
B
nach rechts
C
Rückwarts
D
Geradeaus

Slide 5 - Quizvraag

Das ist eine Ampel.
A
Richtig
B
Falsch

Slide 6 - Quizvraag

Was bedeutet das Schild (=bord)?
A
die Bushaltestelle
B
das Hupverbot
C
das Krankenhaus
D
Hier entlang

Slide 7 - Quizvraag

de bocht

Slide 8 - Open vraag

het veer, de veerpont

Slide 9 - Open vraag


Slide 10 - Open vraag

De Tram

Slide 11 - Open vraag

de plattegrond

Slide 12 - Open vraag

Noem zoveel mogelijk vervoersmiddelen van het openbaar vervoer

Slide 13 - Open vraag

die Seilbahn
die Welle
unschauen
die Sehenswürdigkeit
der Umschlag
das Ziel 
die Sendung

Slide 14 - Sleepvraag

het kruispunt

Slide 15 - Open vraag

de stoep

Slide 16 - Open vraag

het vliegtuig

Slide 17 - Open vraag

Wir können entweder zu Fuß gehen oder die Straßenbahn nehmen.
entweder....oder --> betekent

Slide 18 - Open vraag

Vorige les hebben we het over de Modalverben gehad? Vond je deze moeilijk of makkelijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Modalverben, deze werkwoorden wil ik graag meer oefenen.
Nee, dat hoeft niet. Ik kan het al.
Maakt mij niet uit. Oefenen helpt altijd.
Ja, graag. Ik snap het nog niet helemaal.
Ja, graag. Ik hoor dit voor het eerst.

Slide 20 - Poll

Wat is het kenmerk van Modalverben in de tegenwoordige tijd?
A
de klinker in de stam bij enkelvoud verandert...
B
de klinker blijft in de stam altijd hetzelfde...
C
alleen du heeft een uitgang (-st)
D
meervoud is zoals bij regelm. werkwoorden...

Slide 21 - Quizvraag

Modalverben tegenwoordige tijd

(wissen) ______ er, dass die letzte Stunde ausfiel?
A
wisste
B
wuss
C
weiß

Slide 22 - Quizvraag

(Modalverben): hij moet - weet - mag
A
er musst - weist - darf
B
er muss - weiß - darft
C
er muss - weiß - darf
D
er musse - weiß - darf

Slide 23 - Quizvraag

Vervoeging tegenwoordige tijd Modalverben
Wat klopt NIET?
A
Alle werkwoorden van modaliteit hebben klankverandering in het enkelvoud.
B
Alle werkwoorden van modaliteit hebben geeen uitgang bij ich en er/sie/es.
C
Alle werkwoorden van modaliteit zijn regelmatig in het meervoud.
D
Alle werkwoorden van modaliteit zijn hulpwerkwoorden.

Slide 24 - Quizvraag

...................... du die Modalverben bilden?
A
Kannst
B
Könnst
C
Könn
D
Kann

Slide 25 - Quizvraag

____________ ihr die Modalverben bilden?
A
Könnt
B
Könnte
C
Konntet
D
Könntet

Slide 26 - Quizvraag

Vragenronde

Slide 27 - Open vraag

B: Wortschatz
Aufgabe: 3 t/m 10
(Opdracht 7 kan je overslaan)

Slide 28 - Tekstslide