In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Maar wat zijn emoties?
Slide 3 - Tekstslide
Emotie: Een reactie van de hersenen op een positieve of negatieve gebeurtenis.
Emoties gaan gepaard met lichamelijke reacties of uitingen in gedrag.
ALLE emoties zijn normaal.
Iedereen uit emoties anders.
Slide 4 - Tekstslide
Emoties zijn er om gevoeld te worden.
Je voelt je verdrietig; de emotie (de zichtbare uitingsvorm) daarvan is dat je huilt.
Het geeft informatie: laten zien wat je behoefte is, bepalen je gedrag en helpen je om verbinding te maken met een ander.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Welke woorden passen bij woede?
A
Leed, verdriet, huilen
B
Vreugde springen en lach
C
Kwaad, ruzie en giftigheid
D
Paniek, angst en help
Slide 8 - Quizvraag
Welke woorden passen bij angst ?
A
Woede, schreeuwen razernij
B
Huppelen, springen en zingen
C
Afschuw, haat en vies kijken
D
Schrik, bibberen en bang
Slide 9 - Quizvraag
Werk in tweetallen.
Student 1 gaat met de rug naar het digiboard zitten
De docent draait aan de emotie-spinner.
Student 2, die het scherm wel kan zien beeld zonder te praten de emoties op de emotie-spinner uit.
Student 1 met de rug naar het digiboard moet de emotie raden.
Wissel om na 4x spinnen
4: Experiment
Slide 10 - Tekstslide
Fragment 1,
welke emotie hoor je ?
Fragment 2, welke emotie hoor je ?
Fragment 3, welke emotie hoor je ?
Emoties kan je horen.
Slide 11 - Tekstslide
Hoe noem je de toon waarop je iets zegt ?
A
Je stem
B
Intonatie
C
Geluid
D
Emotie
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Blij
Boos
Verdrietig
Verlegen
Verliefd
Angst
Slide 14 - Sleepvraag
Reageren op emoties van anderen:
Blijf zelf rustig: ga niet mee in de emoties van de ander en reguleer je eigen emoties
Geef de ander de gelegenheid om ‘tot zichzelf’ te komen; ga niet gelijk troosten of kalmeren
Stop zelf met praten: luister, observeer en zorg dat je ‘er bent’ voor de ander.
Bied tissues aan en iets te drinken.
Slide 15 - Tekstslide
Vormen van afstand en nabijheid:
De fysieke afstand of dichtbijheid (letterlijke afstand in ruimte) (Hoe dicht bij kom je wanneer je iemand wilt troosten bijv.)
De emotionele afstand of dichtbijheid (Hoe emotioneel betrokken ben je bij iemand anders zijn problemen bijv.)
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Professionele afstand: afstand die zorgt dat we ons werk kunnen doen, dat we ons werk niet ‘mee naar huis nemen’, dat we worden gezien als iemand die een beroep uitoefent en kennis heeft van zaken
Professionele nabijheid: nabijheid die zorgt dat mensen zich op hun gemak voelen, zonder dat we te dichtbij komen, betrokken en behulpzaam in problemen.
Opdracht: Kun je een voorbeeld/situatie verzinnen van een juiste professionele afstand en een onprofessionele nabijheid? (iemand komt te dichtbij)