Basis - Het Endocriene Stelsel

Het Fascinerende Endocriene Stelsel
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Het Fascinerende Endocriene Stelsel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les(sen) kun je het endocriene stelsel beschrijven en begrijp je de belangrijkste hormonen en hun functies.

Slide 2 - Tekstslide

Begin de les door het leerdoel te introduceren aan de studenten.
Wat weet je al over het endocriene stelsel?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het endocriene stelsel?
Het endocriene stelsel of het hormoonstelsel bestaat uit klieren die hormonen produceren en deze in de bloedbaan afgeven om verschillende functies in het lichaam te reguleren.


Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat het endocriene stelsel is en hoe het werkt.
Het hormoonstelsel omvat alle hormoonproducerende organen in ons lichaam.
Endocriene klieren scheiden hormonen af --> door bloedsomloop naar heel het lichaam

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Soorten hormonen
Eiwithormonen: dit zijn wateroplosbare stoffen die bestaan uit meerdere aminozuren (bouwstenen voor eiwitten) 
Vb: insuline en adrenaline. 

Steroïdhormonen:
dit zijn vetachtige hormonen.  - niet oplosbaar in water
Vb: oestrogeen  testosteron




Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werking hormonen
  1. hormonen worden afgegeven door  hormoonklieren
  2. hormonen worden verspreid via de bloedbaan
  3. ze worden via receptoren opgenomen in de doelcellen
  4. in de doelcel zetten ze proces op gang of remmen ze proces af

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functie hormonen - opdracht
  1. Open Word document 
  2. maak een schema waarin duidelijk de 3 hormoonklieren
     hypofyse, bijnier en geslachtsorganen staan. 
  3. Ga hij elke hormoonklier op zoek naar:
  • hormoon of hormonen bij deze klier
  • doel of functie van deze hormonen (waarvoor dienen deze?)
  • effect op het lichaam




timer
20:00

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van het endocriene stelsel?
A
vitaminen produceren voor het lichaam
B
voedingsstoffen afbreken in de darmen
C
hormonen produceren en in de bloedbaan afgeven
D
zuurstof transporteren in het lichaam

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke klieren zijn onderdeel van het endocriene stelsel? (meerdere mogelijk)
A
schildklier
B
bijnieren
C
hypothalamus
D
hypofyse

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De alvleesklier

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alvleesklier
  • pancreas
  • langwerpig hormoonvormend orgaan
  • diep in de buikholte
  • kop - in bocht 12-vingerige darm
  • staart - voor de wervelkolom

Slide 17 - Tekstslide

Leg uit wat de alvleesklier doet en hoe de hormonen insuline en glucagon werken.
Alvleesklier
De alvleesklier maakt 2 hormonen aan:
  • Insuline & Glucagon 
= hormonen die de bloedsuikerspiegel reguleren (= functie endocrien deel alvleesklier)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functies
Pancreas heeft twee functies:

1.Endocriene functie = productie hormonen tbv de bloedsuikerspiegel / insuline en glucagon

2.Exocriene functie = productie van pancreassap tbv de spijsvertering

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Algemene werking

Slide 20 - Tekstslide

De pancreas produceert twee hormonen: 
insuline en glucagon. 
Samen houden ze de concentratie van glucose in het bloed (bloedsuiker) binnen grenzen.
Insuline wordt afgegeven bij een hoge bloedsuikerconcentratie, zoals die optreedt tijdens en na een maaltijd. Insuline verlaagt de bloedsuiker. Onder invloed van insuline nemen cellen namelijk meer glucose op. Glucagon werkt omgekeerd. Glucagon wordt afgegeven bij een lage bloedsuiker en verhoogt de bloedsuiker. Dat gebeurt doordat glucagon in spier- en levercellen glucose vrijmaakt uit de opgeslagen glycogeenvoorraad (keten van glucose). De vrijgekomen glucose gaat vervolgens naar het bloed.
Endocriene klieren 
  • de klieren met interne secretie
  • geven hun product direct af aan het bloed of andere organen binnen in het lichaam. 
Exocriene klieren
= afvoerklieren
  • geven hun product af door middel van een buisje naar buiten of aan een holte in het lichaam.
tegengestelde werking

Slide 21 - Tekstslide

Het exocrien systeem bestaat uit exocriene klieren, of afvoerklieren, die zorgen voor de excretie of uitscheiding. Het systeem werkt tegengesteld aan het endocrien systeem dat hormonen afscheidt aan het organisme zelf, aan bloed en weefselvloeistof.

Organen die hormonen afgeven aan de bloedsomloop, worden endocriene klieren genoemd. Exocriene klieren, zoals de traanklier of zweetklier, geven geen stoffen af aan de bloedsomloop. Exocriene klieren zorgen voor excretie of uitscheiding. Exocriene klieren worden ook wel afvoerklieren genoemd. Sommige exocriene klieren geven hun stoffen niet aan de buitenwereld af, maar aan het spijsverteringssysteem. Exocriene klieren bezitten een afvoergang waardoor hun producten naar de bestemde plaats worden geleid.
De alvleesklier
  • productie enzymen (via exocriene klier)
  • = om te helpen bij verteren van voedsel

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eilandjes van Langerhans
  • Endocriene cellen in de alvleesklier
  • productie van glucagon (in de alfacellen)
  • productie van insuline (in de bètacellen)
Galkanaal
Eilandjes van Langerhans
Acinaire cellen
Kanaalcellen

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

insuline en glucagon.
Samen houden ze de concentratie van glucose in het bloed (bloedsuiker) binnen grenzen.
Insuline wordt afgegeven bij een hoge bloedsuikerconcentratie, zoals die optreedt tijdens en na een maaltijd. Insuline verlaagt de bloedsuiker. Onder invloed van insuline nemen cellen namelijk meer glucose op. Glucagon werkt omgekeerd. Glucagon wordt afgegeven bij een lage bloedsuiker en verhoogt de bloedsuiker. Dat gebeurt doordat glucagon in spier- en levercellen glucose vrijmaakt uit de opgeslagen glycogeenvoorraad (keten van glucose). De vrijgekomen glucose gaat vervolgens naar het bloed.

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er als de alvleesklier niet voldoende insuline produceert?
A
Het immuunsysteem versterkt
B
De bloedsuikerspiegel stijgt
C
De spijsvertering vertraagt
D
De bloedsuikerspiegel daalt

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke functie hebben insuline en glucagon in het lichaam?
A
Reguleren de bloedsuikerspiegel
B
Stimuleren de spiergroei
C
Beïnvloeden de ademhaling
D
Reguleren de hartslag

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor hormonen produceert de alvleesklier om de bloedsuikerspiegel te reguleren?
A
Oestrogeen en testosteron
B
Insuline en glucagon
C
Adrenaline en cortisol
D
Melatonine en serotonine

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke klier speelt een rol bij de productie van insuline?
A
Milt
B
Alvleesklier
C
Hart
D
Longen

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe worden hormonen gereguleerd in het endocriene stelsel?
A
Door ademhaling
B
Door zonlicht
C
Door spiercontracties
D
Door feedbackmechanismen

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 32 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 33 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 34 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.