Chapitre 2, grammaire D (oefening)

th-1 chapitre 2, grammaire D
Werkwijze:
In deze LessonUp kan je het grammatica-onderdeel regelmatige werkwoorden op -er oefenen.
Wel handig, niet verplicht.

Het is een goede oefening om te kijken of je dit beheerst.
Loop alles slide voor slide door, en stel je vragen de volgende les als je iets nog niet snapt. Succes!
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

th-1 chapitre 2, grammaire D
Werkwijze:
In deze LessonUp kan je het grammatica-onderdeel regelmatige werkwoorden op -er oefenen.
Wel handig, niet verplicht.

Het is een goede oefening om te kijken of je dit beheerst.
Loop alles slide voor slide door, en stel je vragen de volgende les als je iets nog niet snapt. Succes!

Slide 1 - Tekstslide

Répéter:
chapitre 2, grammaire D
Een aantal vragen (probeer deze antwoorden eerst op te schrijven):

- Over welk grammatica-onderdeel hebben we het de vorige keer gehad?


- Waar eindigen alle werkwoorden op die we tijdens dit onderdeel gebruiken?

- Uit welke 2 stappen bestaat het stappenplan?

- Welke vormen hebben allemaal dezelfde uitgang?



Slide 2 - Tekstslide

Je révise:
grammaire D
In het Nederlands maken we altijd gebruik van het werkwoord ‘lopen’ om te kijken welke vorm je gebruikt bij een werkwoord.
--> Ik loop, jij loopt etc.

In het Frans kennen ze hier ook bepaalde rijtjes voor. Vandaag gaan jullie leren om alle regelmatige werkwoorden op –er te vervoegen.

Dit doen we door middel van het stappenplan in de volgende slides.
Neem deze over!

Slide 3 - Tekstslide

Grammaire D:
stap 1: het vinden van de 'stam'
Stap 1:
zoek de stam door -er van het werkwoord af te halen.

Bijvoorbeeld:
donner --> donner --> donn

De stam van dit werkwoord is dus 'donn'.
Door naar stap 2!

Slide 4 - Tekstslide

Grammaire D:
stap 2: de uitgangen
Stap 2:
zoek de juiste uitgang in het volgende rijtje.

je + e            je donne
tu + es          tu donnes
il/elle/on + e  il/elle/on donne

nous + ons    nous donnons
vous + ez      vous donnez
ils/elles + ent ils/elles donnent

Slide 5 - Tekstslide

Grammaire D:
even opletten..
Wanneer je in de zin niet een persoonlijk voornaamwoord ziet staan, is het soms lastig om te weten welke uitgang je moet invullen..
Daarom: een tip!

Bij 1 naam: de il/elle/on-vorm
Bij le/la/l': de il/elle/on-vorm

Bij 2 namen: de ils/elles-vorm
Bij les/des: de ils/elles-vorm

Slide 6 - Tekstslide


Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de présent (commencer)

Le cours de français, il ________________

Slide 7 - Open vraag


Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de présent (chercher)


Les élèves ________________ leurs livres.

Slide 8 - Open vraag


Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de présent (parler)

Monsieur ter Velde ________________ avec les élèves.

Slide 9 - Open vraag


Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de présent (écouter)

Vous ________________ le prof?

Slide 10 - Open vraag