Paragraaf 5.3/5.4: Genen en allelen/Dominant en recessief 3A

Welkom allemaal!
Let op de volgende punten:
  • Pak je boek 
  • Schrift en pen voor aantekeningen
  • Mobiel in de kluis!

Mooi! Dan gaan we beginnen!
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom allemaal!
Let op de volgende punten:
  • Pak je boek 
  • Schrift en pen voor aantekeningen
  • Mobiel in de kluis!

Mooi! Dan gaan we beginnen!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Herhaling paragraaf 5.1 en 5.2
  • Uitleg:
Paragraaf 5.3: Genen en allelen
Paragraaf 5.8: Dominant en recessief



  • Zelfstandig werken





Slide 2 - Tekstslide

Wat is de relatie tussen genotype en fenotype?
A
Het genotype bepaalt het fenotype
B
Het fenotype bepaalt het genotype
C
Genotype en fenotype hebben geen relatie
D
Het genotype en fenotype zijn hetzelfde

Slide 3 - Quizvraag

Is informatie in het DNA genotype of fenotype?
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 4 - Quizvraag

Zien we hier een voorbeeld
van een genotype of fenotype?
A
Genotype
B
Fenotype
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 5 - Quizvraag

Uit hoeveel chromosomen bestaat een mens?

Slide 6 - Open vraag

Hoeveel chromosomen heeft een geslachtscel?

Slide 7 - Open vraag

Hoeveel chromosomen heeft de cel na bevruchting?

Slide 8 - Open vraag

Alle dieren hebben hetzelfde aantal chromosomen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Chromosomen bij andere organismen

Slide 11 - Tekstslide

Paragraaf 5.3/5.8: Genen en allelen/Dominant en recessief

Slide 12 - Tekstslide

                      Lesdoelen


  1. Ik kan omschrijven wat genen en allelen zijn.
  2. Ik kan omschrijven wat een mutatie is.
  3. Ik kan omschrijven wat kanker is.
  4.  Ik kan omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief betekenen.

Slide 13 - Tekstslide

DNA bestaat uit basen: A, T, C en G. A en T en C en G vormen altijd een paar, dit noem je basenparen. Doordat deze paren in een bepaalde volgorde liggen ontstaat een code met informatie. 

Slide 14 - Tekstslide

Van organisme tot base

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld: genen voor oogkleur
De informatie op een gen noem je een genvariant of allel.

Slide 16 - Tekstslide

Gen
Een stukje DNA dat de code voor een  erfelijke eigenschap draagt noemen we een GEN.

Allel = variant van een gen.

Voorbeeld van erfelijke eigenschappen:
haarkleur (blond, zwart, rood)
haarstijl (krullend of steil)
oogkleur (blauw, bruin, groen)

Slide 17 - Tekstslide

Genenparen
  • Van elk chromosoom heb je er twee.
  • Op 1 chromosoom zitten meerdere genen.
  • Genen komen zoals chromosomen dus ook
     voor in paren.

Heterozygote VS Homozygote

Hetero = ander
Homo = het zelfde 

Slide 18 - Tekstslide

Eigenschappen doorgeven
Homozygoot: 2 dezelfde genen
Heterozygoot: 2 verschillende genen

Dominant: gen dat overheerst over een ander gen. (komt tot uiting in fenotype)
Recessief: gen dat onderdrukt wordt. (alleen tot uiting in fenotype bij homozygoot)

Slide 19 - Tekstslide

Eigenschappen doorgeven
Homozygoot: 2 dezelfde genen
Heterozygoot: 2 verschillende genen

Dominant: gen dat overheerst over een ander gen.
Recessief: gen dat onderdrukt wordt.

Slide 20 - Tekstslide

2 x hetzelfde allel voor haarkleur = HOMOZYGOOT
Allel: rood haar
Allel:
rood haar

Slide 21 - Tekstslide

Dominante en recessieve allelen
Dominant allel: een allel dat een ander allel overheerst

Recessief allel: een gen dat onderdrukt wordt door een ander allel

Slide 22 - Tekstslide

2 verschillende allelen voor haarkleur:    heterozygoot
Allel: donker haar
Allel:
rood haar

Slide 23 - Tekstslide

Homozygoot &  heterozygoot
  • De ouders zijn heterozygoot, ze hebben twee verschillende genen voor haarkleur. Bruin haar is het dominante gen.

  • De jongen is homozygoot, hij heeft twee dezelfde genen voor haarkleur. 1 van pa, 1 van ma.
    Rood haar is het recessieve gen. Alleen bij 2 van deze genen zichtbaar


Slide 24 - Tekstslide

Mutaties
Chromosoom kan beschadigd raken

Plotselinge verandering in genotype

Een of meer allelen gemuteerd

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Mutagene invloeden

Muteren --> DNA beschadigd raken

Straling 
Chemische stoffen

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Lesdoelencheck
Kan ik:
- omschrijven wat genen en allelen zijn?
- omschrijven wat een mutatie is?
- omschrijven wat homozygoot en heterozygoot is?
- wat uitleggen wat dominant en recessief betekenen?


Slide 29 - Tekstslide

Een Allel is een .... van een gen

Slide 30 - Open vraag

De allelen zijn afkomstig van?
(Hoe kom je aan 2 allelen voor een gen?)

Slide 31 - Open vraag

Wat betekent homozygotie voor een gen? Geef hierbij een voorbeeld

Slide 32 - Open vraag

Je hebt een gen voor bruine haren (A) en een gen voor blonde haren (a). Je bent dus heterozygoot.
Welke kleur haar krijg je dan?
A
Bruin
B
Blond

Slide 33 - Quizvraag

Aan de slag!
Wat:
Paragraaf 5.3 opdrachten 1 t/m 8
Paragraaf 5.8: opdrachten 1 t/m 3
Hoe:
Alleen of in tweetallen

Hulp nodig? Zoek het op in je boek of vraag om hulp
Klaar? Werken aan het PO of samenvatting en begrippenlijst maken van paragraaf 5.3 en 5.8




timer
10:00

Slide 34 - Tekstslide

Nabespreking:

  • Zijn er nog vragen?

  • Hoe vonden jullie de les?

Slide 35 - Tekstslide

Tot slot:
Schuif je stoel aan
en
Ruim je afval op


Tot de volgende les!

Slide 36 - Tekstslide