§7.2 Industriële Revolutie - Histoclips

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Bekijk het filmpje: Stoomschepen - Industriële Revolutie – Games at school (1:05) op de volgende dia.

Opdracht: Hoe kun je zien dat deze game over de Industriele Revolutie gaat? 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Bekijk de afleving over de Industriele Revolutie (Histoclips).
Tussendoor kun je in totaal 12 punten verdienen!
Bekijk de afleving over de Industriele Revolutie (Histoclips).
Tussendoor kun je in totaal 12 punten verdienen!
Bekijk de aflevering over de Industriele Revolutie (Histoclips).

Tussendoor kun je in totaal 13 punten verdienen!

Aan het eind:
1. kun je de belangrijkste uitvinding benoemen die de industriele revolutie heeft veroorzaakt;

2. weet je te verwoorden hoe de arbeidsomstandigheden waren in de fabriek;

3.  kun je 1 reden opnoemen waarom jij graag tijdens de industriele revolutie zou willen leven (in plaats van nu).

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Deze 'lesson up' gaat over de industriële revolutie.

Wanneer was de industriële revolutie?
A
In de 18e eeuw
B
In de 19e eeuw
C
In de 20e eeuw
D
In de 21e eeuw

Slide 6 - Quizvraag

Welk logo hoort bij het tijdvak waarin de industriële revolutie plaatsvond?
A
Logo 1
B
Logo 2
C
Logo 3
D
Logo 4

Slide 7 - Quizvraag

Welke oorzaak wordt genoemd waarom de vraag naar textiel in de industriële revolutie steeds groter werd?
A
Er was sprake van bevolkingsgroei
B
De bevolking werd steeds rijker en wilde dus ook meer (textiel)kleding
C
De landbouwtechnieken werden beter, zodat meer voedsel geproduceerd kon worden
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 8 - Quizvraag

Wat zie je op het plaatje?
A
de schietspoel
B
de spinning jenny
C
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste uitvinding die de industriële revolutie heeft veroorzaakt?
A
Het waterrad
B
De stoommachine
C
de spinning jenny
D
de schietspoel

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Welk voordeel wordt genoemd van de uitvinding van de stoomlocomotief?
A
Je kunt grotere hoeveelheden vervoeren
B
De stoomlocomotief ging sneller dan 60 km per uur
C
Het was een goedkope manier van grondstoffen vervoeren
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 12 - Quizvraag

Wat werd in het allereerste begin vooral vervoerd over het spoorlijn?
A
Mensen
B
Grondstoffen
C
Dieren
D
Producten.

Slide 13 - Quizvraag

In 1839 was de eerste stoomlocomotief (de Arend) in Nederland te vinden.
Tussen welke twee plaatsen reed 'de Arend'?
A
Tussen Amsterdam en Utrecht
B
Tussen Amsterdam en Haarlem
C
Tussen Rotterdam en Den Haag
D
Tussen Den Haag en Utrecht.

Slide 14 - Quizvraag

Bekijk hiernaast een print screen van 9:15.
Wat stellen de vele zwarte lijntjes voor?
A
Kanalen
B
Spoorlijnen
C
Rivieren
D
Wandelwegen

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Welke reden wordt genoemd waarom tijdens de industriële revolutie veel mensen van het platteland naar de stad verhuisden?
A
Op het platteland was er minder werk
B
Het loon in de stad was hoger
C
De arbeidsomstandigheden minder goed op het platteland dan in de stad
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 17 - Quizvraag

In welke beroepssector was in de 19e eeuw steeds meer werk te vinden?
A
In de landbouwsector
B
In de industriesector
C
In de dienstensector
D
geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 18 - Quizvraag

Kinderarbeid in de fabriek was heel normaal in de 19e eeuw.

Hoeveel uren per dag werkte een kind gewoonlijk op een dag?
A
Zo'n 8 uur per dag
B
Zo'n 10 uur per dag
C
Zo'n 12 uur per dag
D
Zo'n 15 uur per dag.

Slide 19 - Quizvraag

Aan het eind:
1. kun je de belangrijkste uitvinding benoemen die de industriële revolutie heeft veroorzaakt;
2. weet je te verwoorden hoe de arbeidsomstandigheden waren in de fabriek;
3. kun je 1 reden opnoemen waarom jij graag tijdens de industriële revolutie zou willen leven (in plaats van nu).

Zet de cijfers 1 t/m 3 onder mekaar en geef antwoord op de 3 vragen:

Slide 20 - Open vraag