Les 3 observeren en signaleren

Observeren en signaleren
les 3 PGL
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Observeren en signaleren
les 3 PGL

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lesdoelen
  • Terugblik
  • Objectief en subjectief
  • Je zintuigen gebruiken
  • Pijnmeting
  • Afsluiten 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • De student kan objectief zijn observaties doorgeven. 
  • De student zet al zijn zintuigen in tijdens het observeren en signaleren.

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik naar het observatieplan
  • Wees zo concreet mogelijk. Beschrijf de feiten.
  • Hoe zou mijn collega het plan lezen? Is het dan te begrijpen?
  • Maak je observatiedoel smart. Hierdoor zit er ook meteen een tijd aangebonden.
  • Betrek de wens/gevoel van de cliënt in het observatieplan.
  • Wat is de wens van mevrouw Roué ten aanzien van hulp en wonen? Is mevrouw angstig om opnieuw te vallen?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Objectief en subjectief
Objectief: Onbeoordeeld  Het kind lacht

Subjectief: Beoordeeld  Het kind is blij
Het is belangrijk om letterlijk te beschrijven wat je ziet. Dus feiten in plaats van meningen.


Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn volgens jullie valkuilen bij objectief observeren?

Slide 7 - Open vraag

Al je zintuigen inzetten
Zien.
Bleek, zweterig, uitslag op de huid
Horen.
Moeizame ademhaling, toon van spreken.
Ruiken.
Sterke urinegeur, brandlucht.
Voelen.
Warme huid door koorts, geen kracht in de handen
Proeven
Eten is veel te zout daardoor lust iemand het niet

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Observeren van pijn
  • Kijken. Observeren is vooral kijken. Non-verbaal gedrag is een belangrijk aspect van het totale gedrag. Non verbaal gedrag registeren door naar de lichaamstaal te kijken. Je bekijkt de handelingen die iemand uitvoert. Bijvoorbeeld praten, wiebelen op een stoel, friemelen, tikken, etc.
  • Luisteren. Je luistert naar wat iemand zegt maar ook hoe iemand iets zegt. Praat iemand hard, zacht, klinkt de stem hoog of laag? Is wat je hoort in overeenstemming met de lichaamstaal?
  • Voelen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan spierspanning, warmte, kou. Hoe reageert iemand als je diegene aanraakt?
  • Toetsen. Niet alles is wat lijkt. Bij twijfel kun je vragen wat iemand bedoelt. Vraag dit na bij je collega’s of bij familie. Huilt iemand van verdriet of uit boosheid?

Slide 10 - Tekstslide

Pijnmeting
Pijnbeleving wordt beïnvloed door eerdere pijnervaringen maar ook door cultuuraspecten, door de pijngrens, angst en de gewaarwording in de hersenen.

 

Een aantal cliënten, zoals pasgeborenen, complex gehandicapten en cliënten met dementie, kunnen niet of beperkt over pijn communiceren. Observeerbare gedragsaspecten zijn dan nog belangrijker, bijvoorbeeld: minder eetlust, vermoeide indruk en passief gedrag, slecht of niet slapen, meer agressie of onbegrepen gedrag.

Pijndagboek: Als de cliënt een pijndagboek bijhoudt, wordt het beste duidelijk wat hij voelt. 


Slide 11 - Tekstslide

Pijn observeren
Aspecten bij pijn zijn soms lastig te observeren.
lichamelijke reacties:
  • vitale functies, zoals bloeddruk, hartslag en ademhaling, zijn versneld of verhoogd misselijkheid, gelaatskleur, verkramping van de spieren
  • gedrag: onrust en angst, kreunen, schreeuwen en/of huilen, verminderd bewustzijn
  • zelfrapportage: pijndagboek bijhouden/scorelijst

Slide 12 - Tekstslide

Welke vragen over pijn kan je stellen om erachter te komen hoe de cliënt zich voelt?

Slide 13 - Open vraag

Pijnschema

Slide 14 - Tekstslide

Pijnschema

Slide 15 - Tekstslide

NRS

Slide 16 - Tekstslide

NRS (Numerieke Rating Schaal), VRS (Verbale Rating Schaal) of VAS (Visueel Analoge Schaal).
  • NRS: Kinderen, cliënten die beperkt kunnen communiceren en ook wel bij ouderen (65+). Ziekenhuizen maken veel gebruik van deze methode.
  • VRS: Kwetsbare oudere. Wordt vaak in combi gebruikt met de NRS. Valkuil is dat ‘matig’ voor iedereen een ander begrip is.
De Verbale Rating Schaal (VRS) heeft vaak een keuze tussen vier of vijf woorden voor pijn. De VRS met vier items wordt het meest gebruikt en bestaat uit: geen pijn (NRS 0), lichte pijn (NRS 1-3), matige pijn (NRS 4-6) en ernstige pijn (NRS 7-10).
  • VAS: Slechthorende doelgroep, maar ook bij kinderen

NRS en VAS worden vaak gecombineerd


Slide 17 - Tekstslide

Meetinstrumenten
  • Thermometer
  • Bloeddrukmeter
  • Voedingslijsten
  • Vochtlijsten
  • Scorelijsten (bijvoorbeeld bij medicatie of ADHD) 

Slide 18 - Tekstslide

Afsluiten
  • Vragen?
  • Volgende keer -> Observeren van psychosociale klachten 

Slide 19 - Tekstslide