Les 2.5 Schrijven

Nederlands les 11 schrijven (les 4)



Wat hebben we de vorige les gedaan?
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Nederlands les 11 schrijven (les 4)



Wat hebben we de vorige les gedaan?

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands les 11 schrijven (les 4)

                                       Nederlands Schrijven 
Leerdoelen:

In  deze les leer je het verschil tussen een formele en informele brief.
Je leert een zakelijke email schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Examenduur: 60 minuten
  • Schrijf examen heeft 3 onderdelen: klachtenbrief, sollicitatie en email.
       deze week klachtenbrief

  • Zorg dat je alle opdrachten volledig maakt, minimaal 80%
  • Let op: spelling, zinsbouw en interpunctie (punt, komma, vraagteken, uitroepteken)
  • Samenhang, verbindingswoorden (maak een logisch verhaal: daarom, dus.. )
  • Doel (waarom schrijf je de tekst)
  • Afstemming op publiek (voor wie schrijf je dit? formeel/ informeel)
  • Woordgebruik

Slide 3 - Tekstslide

Persoonlijke brief= informeel=vriendschappelijk

- je schrijft naar een bekende

- datering

- elke aanhef is goed

- doel mag onduidelijk zijn

- indelen in alinea's

- informeel taalgebruik

- naam eronder

Zakelijke brief= formeel=net

- Geachte heer, mevrouw,

of: Geachte meneer De Vries

-Richt je op doel en publiek

- afsluiting 

- inleiding, kern, slot

- formeel taalgebruik

- handtekening en  voor- en achternaam

Slide 4 - Tekstslide

In een persoonlijke brief gebruik je formele taal.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 5 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze voor de plaats en de datum in een zakelijke brief.
A
Amsterdam 4 december 2023
B
Amsterdam, 4 December 2023
C
Amsterdam, 4 december 2023
D
Amsterdam, 04-12-2023

Slide 6 - Quizvraag

In een persoonlijke brief kun je beginnen met
A
Beste Abdel
B
Hallo Abdel
C
Geachte Abdel
D
Hi Abdel

Slide 7 - Quizvraag

Een zakelijke e-mail is:
A
Formeel
B
Informeel

Slide 8 - Quizvraag

Een zakelijke e-mail stuur je:
A
Naar je beste vrienden
B
Naar bedrijven of instellingen
C
Naar je klanten
D
Naar familie

Slide 9 - Quizvraag

Bij een zakelijke e-mail gebruik je:
A
Je, jij
B
U
C
Kan allebei

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een juiste aanhef bij een zakelijke e-mail?
A
Hoi Karin,
B
Hallo neef!
C
Geachte heer/mevrouw,
D
Hi,

Slide 11 - Quizvraag

Hoe eindig je een zakelijke e-mail?
A
Met vriendelijke groet,
B
Groetjes,
C
Nou, tot ziens dan maar!
D
Hoogachtend,

Slide 12 - Quizvraag

Je schrijft de zakelijke e-mail aan de klantenservice van de Hema. Hoe begin je?
A
Geachte klantenservice,
B
Geachte Hema,
C
Geachte heer/mevrouw,
D
Geachte medewerker,

Slide 13 - Quizvraag

Je hebt een laptop gekocht en hebt hierover een klacht. Je schrijft een e-mail waarin je de klacht uitlegt en om een oplossing vraagt. Schrijf het onderwerp op:

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

En nu aan het werk!

1. Schrijf een email met uitnodiging aan je collega's.
1. Je organiseert een kerstborrel.
2. Waar organiseer je de kerstborrel.
3. Wanneer en welke tijd?
4. Wat is er te doen. Bedenk 2 activiteiten.
5. Hoe kunnen collega's zich aanmelden?
6. Je sluit af met een passende slotzin.

Laat je mail door een klasgenoot controleren volgens de checklist en stuur de mail naar je docent.

Klaar?
Maken 2.5 van schrijven Nu Nederlands




Slide 17 - Tekstslide

Evaluatie
Wat heb je geleerd?

Slide 18 - Tekstslide