In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 5.4
De handel in grondstoffen
Slide 1 - Tekstslide
De handel in grondstoffen 5.4
Je leert vandaag meer over de handel in grondstoffen, dit kan belangrijk zijn voor de welvaart in een land.
Slide 2 - Tekstslide
5.4 Handel in grondstoffen
Prijs komt tot stand door vraag en aanbod.
De vraag gaat omhoog.
Wat doet dat met de prijs?
De prijs stijgt. Mensen willen het product hebben en zijn bereid meer te betalen.
Slide 3 - Tekstslide
5.4 de handel in grondstoffen
Vraag & aanbod zorgen voor de totstandkoming van de prijzen:
Als de vraag groter is dan het aanbod > prijs is hoog
Als de vraag kleiner is dan het aanbod > prijs is laag
Slide 4 - Tekstslide
5.4 Handel in grondstoffen
Slide 5 - Tekstslide
5.4 de handel in grondstoffen
Prijzen van grondstoffen wisselen. Er is een wereldmarktprijs per product.
Slide 6 - Tekstslide
5.4 Handel in grondstoffen
Wisselende prijzen zijn onhandig
Lage prijs is goed voor consument
Lage prijs is slecht voor welvaart producent
Onzekerheid inkomen
Slide 7 - Tekstslide
Prijzen van grondstoffen wisselen. Er is een wereldmarktprijs per product.
A
Voor een consument is een lage prijs voordelig
B
Voor een consument is een lage prijs nadelig
Slide 8 - Quizvraag
Prijzen van grondstoffen wisselen. Er is een wereldmarktprijs per product.
A
Voor een producent is een lage prijs voordelig
B
Voor een producent is een lage prijs nadelig
Slide 9 - Quizvraag
5.4 de handel in grondstoffen
Gevolgen van lage exportprijzen:
Ongunstige ruilvoet
Lage lonen
Een lage welvaart
Ruilvoet = de verhouding tussen de gemiddelde exportprijzen en de gemiddelde importprijzen
Slide 10 - Tekstslide
Ruilvoet
Slide 11 - Tekstslide
Ruilvoet
Ruilvoetverslechtering
Slide 12 - Tekstslide
Ruilvoetverslechtering:
Je moet meer producten exporteren om hetzelfde te kunnen importeren
Slide 13 - Tekstslide
Ruilvoet
Lagere ruilvoet
Minder import omdat opbrengst van export afneemt
Welvaart daalt
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
5.4 de handel in grondstoffen
Een grondstoffenfonds kan de prijs van een grondstof stabiel maken.
Nadelen:
De aankoop kost veel geld
Opslag kost veel geld
Kwaliteitsverlies (te lang bewaard)
Slide 16 - Tekstslide
5.4 de handel in grondstoffen
Monocultuur
Een groot deel van de export van een (ontwikkelings)land bestaat uit één grondstof (een land is dan zéér afhankelijk van die grondstof).
Slide 17 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Maken opdrachten hoofdstuk 5 paragraaf 4
opgaven 1 t/m 13
maak de test jezelf en de rekentrainer
Niet af --> is het huiswerk voor maandag!
Slide 18 - Tekstslide
Hoofdstuk 5.5
Een land in ontwikkeling
Slide 19 - Tekstslide
5.5 de handel in grondstoffen
Lage lonen in ontwikkelingslanden:
Bedrijven maken goedkope producten
Export stijgt
Werkgelegenheid stijgt
Arbeid deels door kinderen gedaan
Buitenlandse bedrijven vestigen zich
Lage belastinginkomsten overheid
Slide 20 - Tekstslide
5.5 de handel in grondstoffen
Multinationals
Een multinational is een groot bedrijf met vestigingen in meerdere landen
Ze vestigen zich in ontwikkelingslanden, want arbeid is daar goedkoop
Dit brengt daar werkgelegenheid en dus inkomen
Slide 21 - Tekstslide
5.5 de handel in grondstoffen
Als overheden geld lenen voor voorzieningen:
dan betaalt ze rente over de schuld.
moet ze de schuld altijd terugbetalen.
Ontwikkelingslanden moeten soms zoveel rente en aflossing betalen dat er geen geld meer is voor de noodzakelijke voorzieningen.
Armoede leidt tot schulden, die weer tot armoede leiden.
Slide 22 - Tekstslide
5.5 de handel in grondstoffen
Rijke landen kunnen ontwikkelingslanden helpen
Schulden kwijtschelden
Lenen tegen zachte voorwaarden
Lagere rentes
Uitstel van aflossing
IMF (Internationaal Monetair Fonds)
Schuldhulp voor arme landen die aan de eisen van het IMF voldoen.
Lage rentes en met lange termijn aflossing lenen
Daardoor minder armoede
Slide 23 - Tekstslide
In welk jaar kan het grondstoffenfonds het beste de producten weer verkopen?
A
2002
B
2007
C
2010
D
2014
Slide 24 - Quizvraag
Wanneer is er sprake van een monocultuur in een land?
A
Als er voornamelijk maar één bevolkingsgroep leeft
B
Als er voornamelijk maar één godsdienst is toegestaan
C
Als er voornamelijk maar één product wordt geproduceerd
D
Als er voornamelijk maar één taal wordt gesproken
Slide 25 - Quizvraag
Victor en Rolf hebben het over kleding uit Bangladesh. Victor zegt: ‘De kleding uit Bangladesh zorgt voor een monocultuur. Het is hun belangrijkste exportproduct.’ Rolf zegt: ‘Als ze de kwaliteit van die kleding verhogen, kunnen ze hun ruilvoet verbeteren.’ Wie heeft gelijk?