6.4 De handel in grondstoffen

Hoofdstuk 6.4
De handel in grondstoffen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6.4
De handel in grondstoffen

Slide 1 - Tekstslide

De handel in grondstoffen 6.4
Je leert vandaag meer over de handel in grondstoffen, dit kan belangrijk zijn voor de welvaart in een land. 


Slide 2 - Tekstslide

6.4 Handel in grondstoffen
  • Prijs komt tot stand door vraag en aanbod.
  • Vraag omhoog?
  • Prijs??
  • Omhoog

Slide 3 - Tekstslide

6.4
Vraag & aanbod zorgen voor de totstandkoming van de prijzen:
  • Als de vraag groter is dan het aanbod > prijs is hoog
  • Als de vraag kleiner is dan het aanbod > prijs is laag




Slide 4 - Tekstslide

6.4 Handel in grondstoffen

Slide 5 - Tekstslide

6.4
Prijzen van grondstoffen wisselen. Er is een wereldmarktprijs per product.




Slide 6 - Tekstslide

6.4 Handel in grondstoffen
  • Wisselende prijzen zijn onhandig
  • Lage prijs is goed voor consument
  • Lage prijs is slecht voor welvaart producent
  • Onzekerheid inkomen

Slide 7 - Tekstslide

Prijzen van grondstoffen wisselen. Er is een wereldmarktprijs per product.
A
Voor een consument is een lage prijs voordelig
B
Voor een consument is een lage prijs nadelig

Slide 8 - Quizvraag

Prijzen van grondstoffen wisselen. Er is een wereldmarktprijs per product.
A
Voor een producent is een lage prijs voordelig
B
Voor een producent is een lage prijs nadelig

Slide 9 - Quizvraag

6.4
Gevolgen van lage exportprijzen:
  • Ongunstige ruilvoet
  • Lage lonen
  • Een lage welvaart
Ruilvoet = de verhouding tussen de gemiddelde exportprijzen en de gemiddelde importprijzen
Een grondstoffenfonds kan de prijs van een grondstof stabiel maken



Slide 10 - Tekstslide

 Ruilvoet

Slide 11 - Tekstslide

Ruilvoet
  • Ruilvoetverslechtering

Slide 12 - Tekstslide

  • Ruilvoetverslechtering:                
Je moet meer producten exporteren om hetzelfde te kunnen importeren

Slide 13 - Tekstslide

Ruilvoet
  • Lagere ruilvoet 
  • Minder import omdat opbrengst van export afneemt
  • Welvaart daalt

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

6.4
Het grondstoffenfonds. Als de prijs te ver daalt koopt de regering grondstoffen op met geld van het grondstoffenfonds. Er is minder aanbod, de prijsdaling stopt. Als het product te duur wordt verkoopt de regering weer wat. 

Slide 16 - Tekstslide

6.4 Grondstoffenfonds
  • Opslag kost geld
  • Kwaliteitsverlies
  • Weinig aanbod dus... 
  • Hogere prijzen

Slide 17 - Tekstslide

6.4
Het grondstoffenfonds

Werkt alleen bij houdbare producenten. Sommige producenten bijvoorbeeld tomatentelers spreken daarom af producten te vernietigen om het aanbod beperkt te houden. 

Slide 18 - Tekstslide

6.4
Monocultuur
Bij sommige ontwikkelingslanden is er sprake van een monocultuur een groot deel van de export van een land bestaat uit één grondstof (een land is dan zéér afhankelijk van die grondstof). Dat is risicovol.  

Slide 19 - Tekstslide


Een grondstoffenfonds komt in actie als de prijs van een product zo ver afwijkt van het normale prijsniveau dat de opbrengst voor producenten in gevaar komt. Dat kan bij een te lage prijs zijn, maar ook bij een te hoge prijs.

In welk jaar koopt het grondstoffenfonds producten op?
2 antwoorden zijn goed
A
2002
B
2006
C
2010
D
2014

Slide 20 - Quizvraag



In welk jaar kan het grondstoffenfonds het beste de producten weer verkopen?
A
2002
B
2007
C
2010
D
2014

Slide 21 - Quizvraag

Wanneer is er sprake van een monocultuur in een land?
A
Als er voornamelijk maar één bevolkingsgroep leeft
B
Als er voornamelijk maar één godsdienst is toegestaan
C
Als er voornamelijk maar één product wordt geproduceerd
D
Als er voornamelijk maar één taal wordt gesproken

Slide 22 - Quizvraag

Victor en Rolf hebben het over kleding uit Bangladesh.
Victor zegt: ‘De kleding uit Bangladesh zorgt voor een monocultuur. Het is hun belangrijkste exportproduct.’
Rolf zegt: ‘Als ze de kwaliteit van die kleding verhogen, kunnen ze hun ruilvoet verbeteren.’ Wie heeft gelijk?
A
Victor
B
Rolf
C
Beiden
D
Niemand

Slide 23 - Quizvraag

Zelfstandig werken
  • Maken opdrachten hoofdstuk 6 paragraaf 4 en rekentrainer

  • Lees de theorie op bladzijde 59
  •  Bestudeer de begrippen

Slide 24 - Tekstslide