Hs2 §1

Hs2 §1
Wat voor consument ben jij?
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hs2 §1
Wat voor consument ben jij?

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
1. Start van de les 
2. Lesdoelen 
3. Uitleg 
4. Opdrachten: bladzijde 40 t/m 43 
5. Huiswerk en afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kunt in je eigen woorden opschrijven/berekenen
- wat consumenten organisaties zijn.
- wat een vergelijkend warenonderzoek is. 
- wat consumer power is. 
- wat een keurmerk is. 
- hoeveel % een product duurder is geworden.


Slide 3 - Tekstslide

Consumenten
organisaties

Slide 4 - Woordweb

Wat doen consumenten organisaties?

- Onafhankelijke product informatie. 
- Informatie over rechten en plichten consument. 
- Actie voeren bij bedrijven en overheid. 
- Vergelijkend warenonderzoek

Slide 5 - Tekstslide

Komt op voor de belangen van zijn leden op het gebied van mobiliteit, vakantie en vrije tijd. 
Geeft consumenten informatie over geldzaken. 
Komt op voor de belangen van iedereen die een eigen woning bezit. 
Komt op voor belangen van consumenten in het algemeen en test producten uit allerlei categorieën. 

Slide 6 - Sleepvraag

Vergelijkend warenonderzoek
Wat was jouw laatste grote aankoop?

Slide 7 - Tekstslide

Vergelijkend warenonderzoek
Onderzoek naar prijs-kwaliteit verhouding. Daardoor weet je beter en betrouwbaarder wat je koopt.

Slide 8 - Tekstslide

1. Met een grote groep consumenten samen heb je veel invloed. Dit noem je....
2. Met ... kunnen consumenten zien dat het product aan bepaalde eisen voldoet.
Wat hoort er op de puntjes te staan?
A
1=consumer power 2= vergelijkend warenonderzoek
B
1= een keurmerk 2= consumer power
C
1= consumer power 2= een keurmerk
D
1= een consumenten organisatie 2= een keurmerk

Slide 9 - Quizvraag

Met een grote groep consumenten samen heb je veel invloed. Dit noem je CONSUMER POWER.
- Boycotten of kopen
- Social media, reviews schrijven
Met een KEURMERK kunnen consumenten zien dat het product aan bepaalde eisen voldoet. 
- Kwaliteitsoordeel
- Betrouwbare bron/ onafhankelijk 

Slide 10 - Tekstslide

Zelf rekenen
Soms worden bij vergelijkend warenonderzoeken producten vergeleken waarbij ergens meer of minder van in de verpakking zit. Om dan prijzen te kunnen vergelijken moet je alle prijzen van de producten omrekenen naar bijvoorbeeld 100 gram:





Remia Tomatenketchup € 1,25 is voor 500 gram, hoeveel kost dan 100 gram?

Slide 11 - Tekstslide

Zelf rekenen
Soms worden bij vergelijkend warenonderzoeken producten vergeleken waarbij ergens meer of minder van in de verpakking zit. Om dan prijzen te kunnen vergelijken moet je alle prijzen van de producten omrekenen naar bijvoorbeeld 100 gram:



Remia Tomatenketchup € 1,25 is voor 500 gram, hoeveel kost dan 100 gram?
(€ 1,25 : 500 gram) x 100 gram = € 0,25


Slide 12 - Tekstslide

Heinz ketchup = €1,40 per 220 g.
Hoeveel kost 100 g?

Slide 13 - Open vraag

Zelf rekenen
Soms worden bij vergelijkend warenonderzoeken producten vergeleken waarbij ergens meer of minder van in de verpakking zit. Om dan prijzen te kunnen vergelijken moet je alle prijzen van de producten omrekenen naar bijvoorbeeld 100 gram:



Remia Tomatenketchup € 1,25 is voor 500 gram, hoeveel kost dan 100 gram?
(€ 1,25 : 500 gram) x 100 gram = € 0,25
(€1,40 : 220 gram) x 100 gram = €0,64


Slide 14 - Tekstslide

Rekenen met procenten
Hoeveel procent is iets duurder of goedkoper?
Dat kan je uitreken door de volgende berekening:
Prijsverschil : prijs waarmee je vergelijkt x 100%=

Een mountainbike kost € 500 en een racefiets € 600. Hoeveel procent is de racefiets duurder dan de mountainbike?

Slide 15 - Tekstslide

Prijsverschil : prijs waarmee je vergelijkt x 100%=.....
Een mountainbike kost € 500 en een racefiets € 600. Hoeveel procent is de racefiets duurder dan de mountainbike?

Slide 16 - Open vraag

Een mountainbike kost € 500 en een racefiets € 600. Hoeveel procent is de racefiets duurder dan de mountainbike? 

(600 - € 500) : € 500 x 100 = 20% duurder.

Maar let op, de vraag kan ook andersom gesteld worden: Hoeveel is de mountainbike goedkoper dan de racefiets?

Slide 17 - Tekstslide

Hoeveel is de mountainbike (€500) goedkoper dan de racefiets(€600)?

Slide 18 - Open vraag

Maar let op, de vraag kan ook andersom gesteld worden: Hoeveel is de mountainbike goedkoper dan de racefiets?

(€ 500 - € 600) : € 600 x 100 = - 16,67% goedkoper

Slide 19 - Tekstslide

Maken bladzijde 40 t/m 43
Begin met vraag 6, 9, en 10. 
Daarna vraag 4, 5, en 8. 
Tot slot 1, 2, 3, en 7. 

Vraag als je het niet weet!
Wat je niet af krijgt = huiswerk. 

Slide 20 - Tekstslide

- Wat consumentenorganisaties voor hun leden doen.
- Hoe vergelijkend warenonderzoek je helpt kiezen bij een aankoop.
- Hoe we met behulp van consumer power kunnen zorgen wat er in de winkels ligt en welke producten uit de schappen verdwijnen.
- Wat een keurmerk is, of alle keurmerken betrouwbaar zijn en hoe je erachter kunt komen of je een keurmerk kunt vertrouwen.

Slide 21 - Tekstslide