Kleding vouwen en klanten helpen

Kleding vouwen 
en klanten helpen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomiePraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

Kleding vouwen 
en klanten helpen

Slide 1 - Tekstslide

Je leert:
  • welke soorten kledingstukken er allemaal zijn
  • waarom kleding vouwen belangrijk is
  • hoe je de kleding goed kunt opvouwen 
  • welke maten er allemaal zijn, en wat deze betekenen
  • hoe je klanten het beste te woord kunt staan
*Een laptop wordt aangeraden bij deze Lesson-up in verband met drie sleepvragen.

Slide 2 - Tekstslide

Kleding vouwen en stapelen

In het warenhuis is een grote kledingafdeling. Daar liggen allerlei kledingstukken. Sommige kleding hangt in hangrekken. En sommige kleding ligt in stapeltjes. 

Klanten pakken kledingstukken uit de rekken en van de stapeltjes. Dit doen ze om kleding beter te kunnen bekijken. Hierdoor worden de stapels slordig. Daarom vouw jij regelmatig de kledingstukken opnieuw op. En dan weer een nieuwe stapel maken.

Waarom is het belangrijk om de winkel netjes te houden?

Slide 3 - Tekstslide

Hoe wordt kleding NIET gepresenteerd in de winkel?
A
Aan hangrekken.
B
In kratten.
C
In stapeltjes.
D
In dozen.

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Waar begin je mee, als je
een broek opvouwt?
A
Het ene been precies over het andere been leggen.
B
De bovenkant van de broek naar het midden toevouwen.
C
De broekspijp richting de knie vouwen.

Slide 7 - Quizvraag

Kledingmaten
Kleding stapel je op maat. Deze maten lopen op in getal. Bijvoorbeeld maat 36. Een maatje groter is maat 38. 
Weer een maat groter is maat 40. En zo verder. 
Soms heten maten XS,  S,  M,  L en XL.

De S staat voor small, wat klein betekent in het Engels. Een maatje groter is M, wat medium betekent. L staat voor large, en zo voort. 
De grootste maat komt onder op de stapel. De kleinste maat ligt bovenop.

Waarom zou de kleinste maat bovenop liggen?

Slide 8 - Tekstslide


Maat 
36

Maat 
34

Maat 
38

Maat 
40
XS
S
L
M

Slide 9 - Sleepvraag

Vragen van klanten beantwoorden

In het warenhuis komen veel klanten. Als er een klant binnenkomt, dan begroet je hem. Dat geeft de klant een prettig gevoel, je voelt je dan gezien.

Ook als de klant iets vraagt, dan geef je beleefd antwoord. Het geeft niks als je het antwoord niet weet. Maar: je moet er dan wel even iemand bij halen. Een collega of je leidinggevende. Want de klant moet wel geholpen worden.

Slide 10 - Tekstslide

Welke vraag zal een klant
niet stellen?
A
Heeft u dit shirt ook in het rood?
B
Moeten deze potloden even geslepen worden?
C
Waar is de paskamer?
D
Is de korting ook al meegerekend?

Slide 11 - Quizvraag

Welke vraag kun je wèl verwachten van een klant?
A
Wat is het telefoonnummer van deze winkel?
B
Mag ik hier misschien even een boekje lezen?
C
Heeft u deze ook in maatje 38?
D
Waarom hebben al deze producten korting?

Slide 12 - Quizvraag

Klanten begroeten

Het is beleefd om klanten te begroeten als ze binnenkomen. Het is onbeleefd om helemaal niets te zeggen. Dat vinden de meeste klanten niet fijn.

Je begroet de klanten met: Goedemorgen / middag / avond
Je kunt er ook nog meneer of mevrouw aan toevoegen. Tegen een klant die jonger is, kun je gewoon jij zeggen. Het is niet 
professioneel om hoi en hey te zeggen, dus dat doe je niet.

Hoe wordt jij graag aangesproken als je in de winkel komt?

Slide 13 - Tekstslide

Je bent aan het werk, je staat kleding te vouwen.
Er komt om 16:45 een klant binnen.

Wat kun je het beste zeggen?
A
Goedemorgen mevrouw.
B
Tot vanavond, mevrouw.
C
Goedemiddag mevrouw.
D
Hey hoe gaat het, kun je alles een beetje vinden?

Slide 14 - Quizvraag

Welke kleding is er allemaal?
Er komen nu twee sleepvragen. 
Sleep elk woord naar het juiste plaatje.

Slide 15 - Tekstslide

broek
topje
jeans
t-shirt

Slide 16 - Sleepvraag

trui
vest
jas
blazer
rok

Slide 17 - Sleepvraag