Letterlijk en figuurlijk

bal
1 / 34
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

bal

Slide 1 - Woordweb

groep

Slide 2 - Woordweb

stoep

Slide 3 - Woordweb

slang

Slide 4 - Woordweb

beker

Slide 5 - Woordweb

grijs

Slide 6 - Woordweb

spannend

Slide 7 - Woordweb

school

Slide 8 - Woordweb

kraan

Slide 9 - Open vraag

water

Slide 10 - Open vraag

fluit

Slide 11 - Open vraag

warmte

Slide 12 - Open vraag

lente

Slide 13 - Open vraag

carnaval

Slide 14 - Open vraag

zomer

Slide 15 - Open vraag

uitvinding

Slide 16 - Open vraag

helpen

Slide 17 - Open vraag

Nederlands
Letterlijk
en
figuurlijk

Slide 18 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:


... weet je wat het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
... kun je letterlijk en figuurlijk taalgebruik herkennen.


Slide 19 - Tekstslide

Ik ken het verschil tussen letterlijk en figuurlijk.
ja
nee

Slide 20 - Poll



Wie weet het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik?
Wie weet wat het verschil is tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik?

Kun je ook een voorbeeld noemen?

Slide 21 - Tekstslide

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Bij letterlijk taalgebruik zeg je precies wat je bedoelt. 
Er zit geen andere betekenis achter. 
De wedstrijd van afgelopen zaterdag was onwijs spannend.

Bij figuurlijk taalgebruik zeg je iets wat je niet letterlijk bedoelt. 
Er zit een andere betekenis achter.
Jan is een stijve hark.

Slide 22 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik
Jan is een stijve hark.

Jan is natuurlijk niet letterlijk een stuk tuingereedschap dat je niet kunt buigen. Hij is gewoon niet lenig. Hij beweegt zich ‘stijf’. 

Het is dus figuurlijk taalgebruik.

Slide 23 - Tekstslide


Letterlijk of figuurlijk?

Meestal is het duidelijk of iets letterlijk of figuurlijk wordt bedoeld.

Soms kan het allebei.


Tegen de lamp lopen

Letterlijk: Je bent écht (letterlijk) tegen een lamp aan gelopen.

Figuurlijk: Betrapt worden.

Slide 24 - Tekstslide

Tijd om te oefenen! Kom erbij!

Je ziet steeds een zin. (7 in totaal)

Jij bedenkt of deze zin letterlijk of figuurlijk wordt bedoeld.

Slide 25 - Tekstslide

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

1. Je moet nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen.

A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 26 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

2. Ik heb er een hard hoofd in of ik dit jaar ga slagen voor mijn eindexamen.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 27 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

3. Ik heb een wond aan mijn hoofd.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 28 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

4. Ik heb een zere keel.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 29 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

5. Mijn broer krijgt de baard in de keel
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 30 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

6. Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 31 - Quizvraag

Letterlijk of figuurlijk bedoeld?

7. Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 32 - Quizvraag

Spreekwoorden ...

... zijn altijd figuurlijk bedoeld!

Een spreekwoord is een korte, krachtige uitspraak met een les of een boodschap die voor iedereen herkenbaar is. 

Als de kat van huis is dansen de muizen op tafel.

Slide 33 - Tekstslide

Welke spreekwoorden ken jij?

Slide 34 - Open vraag