8.3 en 8.4
1 / 34
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Recht of plicht?
Stemmen
Stemmen
A
Recht
B
Plicht
Slide 2 - Quizvraag
Recht of Plicht?
Vrijheid
Vrijheid
A
Recht
B
Plicht
Slide 3 - Quizvraag
Recht of plicht?
Naar school gaan
Naar school gaan
A
Recht
B
Plicht
Slide 4 - Quizvraag
Recht of plicht?
Vrije meningsuiting
Vrije meningsuiting
A
Recht
B
Plicht
Slide 5 - Quizvraag
Er zijn meer rechten dan plichten.
A
Dictatuur
B
Democratie
C
Beide
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen rechten en plichten
A
Rechten en plichten zijn hetzelfde
B
Rechten zijn dingen die je moet, plichten dingen die je mag
C
Rechten hebben we niet in Nederland, plichten wel
D
Rechten zijn dingen die je mag en plichten zijn dingen die je moet
Slide 7 - Quizvraag
Recht of plicht?
Belasting betalen
Belasting betalen
A
Recht
B
Plicht
Slide 8 - Quizvraag
Recht of plicht?
Getuigen voor de rechtbank
Getuigen voor de rechtbank
A
Recht
B
Plicht
Slide 9 - Quizvraag
Wat zijn rechten en plichten?
A
Recht= Iets wat je moet
Plicht= Iets wat je mag
B
Recht= Waar je recht op hebt
Plicht= Wat je moet doen
C
Recht= Iets wat je mag
Plicht= Iets wat je moet
Slide 10 - Quizvraag
sleep de woorden naar het goede plaatje
de rechtbank
de rechter
de advocaat
de regering
de tweede kamer
de minister
Slide 11 - Sleepvraag
Wat is een misdaad? Wat is een overtreding?
Overtreding
Misdaad
Fiets stelen
Verkrachting
Mishandelen
Fraude
Niet betalen voor de trein of bus
Brood stelen
Naakt over straat lopen
Alcohol op straat
Slide 12 - Sleepvraag
stap 1
stap 2
stap 3
stap 4
de rechter
de arrestatie
de gevangenis
de misdaad
Slide 13 - Sleepvraag
Recht
Plicht
Burgers
Dader
Misdadiger
Iets wat je mag
Iets wat je moet
Alle inwoners van een land
Iemand die iets heeft gedaan (misdaad)
Dader van een ernstig strafbaar feit
Slide 14 - Sleepvraag
Strafbaar feit
Misdaad
Telefoneren tijdens het rijden
Fraude plegen
Diefstal
Vervuilen van het milieu
Geluidsoverlast
Moord
Slide 15 - Sleepvraag
Rechtspraak is
A
gebaseerd op een wet
B
gebaseerd op de Bijbel
C
gebaseerd op Gods woorden
D
gebaseerd op de uitspraak van een Rechter
Slide 16 - Quizvraag
Wat is een rechtspraak?
A
uitspraak
B
het nemen van een beslissing door een rechter in een conflict
C
uitvoeren van de wet
Slide 17 - Quizvraag
Wat is strafrecht?
A
Rechtspraak voor mensen die strafbare feiten plegen
B
Regels over welke straffen er zijn
C
De rechten van verdachten
D
De regels en wetten waar rechters zich aan moeten houden
Slide 18 - Quizvraag
Strafrecht is tussen
A
verdachte en officier van justitie/de staat
B
tussen 2 burgers
C
burgers en de overheid
Slide 19 - Quizvraag
Wat is bestuursrecht?
A
Het recht dat de relatie tussen burgers en overheid regelt.
B
Het recht dat de relatie tussen burgers onderling regelt.
C
Het recht dat de relatie tussen bedrijven en overheid regelt.
D
Het recht dat de relatie tussen bedrijven onderling regelt.
Slide 20 - Quizvraag
Bestuursrecht is tussen
A
tussen 2 burgers
B
burgers en de overheid
C
verdachte en officier van justitie
Slide 21 - Quizvraag
Wat houdt de term 'Vrouwenquotum' in?
A
Vrouwen moeten evenveel verdienen als mannen in dezelfde functie
B
Er worden steeds meer vrouwen dan mannen geboren in Nederland
C
Dat is een minimum aantal (top-) functies dat door vrouwen binnen een bedrijf of organisatie moet worden bekleed
Slide 22 - Quizvraag
Mensen houden geen rekening met anderen
Je mag zelf doen wat je wilt
Mensen letten op elkaar en spreken elkaar aan
Sociale controle
individuele vrijheid
Asociaal
Slide 23 - Sleepvraag
Emancipatie
Sociale controle
Grondrecht
Participatie
Slide 24 - Sleepvraag
Waar kan je meer sociale controle verwachten? Sleep het begrip naar de juiste afbeelding
Sociale controle
Slide 25 - Sleepvraag
Er zitten grenzen aan
Dat komt omdat jouw gedrag invloed heeft op anderen. Anderen letten daarom ook op wat jij doet.
Dat heet
Mensen die zich daar niets van aantrekken zijn
sociale controle
asociaal
individuele vrijheid
Slide 26 - Sleepvraag
Bij welke organisatie dien je de klacht in over mensenrechten?
Nationale Ombudsman
Kinderombudsman
Klachten over te weinig toezicht in je stad.
Klachten over de overheid.
Behandelt klachten over de kinderopvang in het dorp.
Speciaal voor kinderenrechten, dus ook over kinderopvang.
Slide 27 - Sleepvraag
Participatie is:
A
Eerst voor elkaar zorgen dan pas de overheid.
B
Familie zorgt voor elkaar, niet de overheid.
C
Overheid zorgt nooit voor mensen.
D
Overheid zorgt altijd voor mensen.
Slide 28 - Quizvraag
wat is participatie ?
A
bewoners letten op elkaar of er niks geks gebeurt , dan kunnen ze de politie bellen
B
gemiddelde aantal inwoners
C
actieve deelname van de bewoners aan de leefbaarheid van een wijk
Slide 29 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van vandalisme?
A
Te laat komen op je werk.
B
Een winkelruit inslaan.
C
De poep van je hond niet opruimen.
D
Ruzie maken met je ouders.
Slide 30 - Quizvraag
Wat is de taak van de advocaat?
A
Bewijsmateriaal verzamelen
B
Het onderzoek leiden
C
De straf bepalen
D
De verdachte verdedigen
Slide 31 - Quizvraag
Wat is een grondwet?
A
Een boek met de wet over alle grond in Ned.
B
Een wet die zegt welke grond van jou is
C
Een boek met de belangrijkste regels in een land en al je rechten en plichten
D
Een voorleesboek
Slide 32 - Quizvraag
De belangrijkste rechten en plichten van burgers staan in de ......
Door die grondwet werd Nederland een staat waar iedereen zich aan de wet moet houden, een ........
rechten die in de grondwet staan
grondwet
rechtsstaat
grondrechten
Slide 33 - Sleepvraag
Sleep de zinnen bij elkaar
De grondwet is de belangrijkste wet in Nederland
De grondwet bepaalt:
wat de rechten en plichten zijn van iedereen
beschermt en respecteert de rechten van alle mensen
