Thema van fragment/verhaal + voorbereiden SE2 presentatie

timer
15:00
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Jeugdthriller
Jongen zonder geheugen
Amerika
Futurisme

Slide 2 - Tekstslide

Autobiografisch
Surinaamse Sandra
Gymnasium - Armoede
Eerlijke kijk met humor



Slide 3 - Tekstslide

Moeder en zoon Otis (17)
Criminaliteit in een flat
Spannend
Humoristisch
Bijlmer (culturen)

Slide 5 - Tekstslide

Familiebanden
Gerson raakt blind door auto-ongeluk
3 stemmen: tweeling, Gerson, hond
Beeldend taalgebruik: omschrijft gedetailleerd

Slide 6 - Tekstslide

Psychologie
Lukas (16)
Broer is overleden
Dagboek
Familierelaties

Slide 7 - Tekstslide

Schoolshooting
Amerika
Thriller
Psychologisch

Slide 8 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Thema: Je weet wat met een thema wordt bedoeld - Je kunt het thema in een verhaal/fragment herkennen

Doelen + woordenschat oefenen dmv een quiz (SE3-CE)

Nieuw leesboek kiezen

Slide 9 - Tekstslide

Thema
Net als een boek of een film, heeft ook een kort verhaal een thema. Wat is een thema?
  • Een thema is een soort niet tastbaar onderwerp van het verhaal.
  • -oorlog
  • -liefde
  • -vertrouwen

Slide 10 - Tekstslide

Thema 

Waarom moet je dit weten?
Mondeling (SE4)
CE (leesvaardigheid)

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak de volgende vragen uit Kern, blz. 60 + 61:
1+2+3+5 Klaar? Hun-hen-zij maken
In plaats van vraag 9:
Schrijf op een post-it wat jouw favoriete nummer is. Schrijf wat  volgens jou het thema van het lied is en waaruit dit blijkt.
Nieuwe woorden:
expliciet - je hart luchten - de insteek

timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Vul in: HUN, HEN of ZIJ
1. Ik heb geen vertrouwen meer in ……………
2. Wat is …………….adres?
3. Hij heeft ……………….weg zien rijden.
4. Wij hebben ………………..een auto gegeven.
5. Ik heb bij ………………laatst heerlijk gegeten.
6. Geef die pen maar aan ………….
7. Welke kleding dragen …………….?
8. Als je dat voor………….doet, zijn ze vast dankbaar.
9. Ik heb gehoord dat …………… ook naar dat feest gaan.
10. Geef ……….snel een antwoord.

Vul in: HUN, HEN of ZIJ
1. Ik heb geen vertrouwen meer in ……………
2. Wat is …………….adres?
3. Hij heeft ……………….weg zien rijden.
4. Wij hebben ………………..een auto gegeven.
5. Ik heb bij ………………laatst heerlijk gegeten.
6. Geef die pen maar aan ………….
7. Welke kleding dragen …………….?
8. Als je dat voor………….doet, zijn ze vast dankbaar.
9. Ik heb gehoord dat …………… ook naar dat feest gaan.
10. Geef ……….snel een antwoord.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Antwoorden Kern
Vraag 1 en 2: Wat is het thema en waar blijkt dit uit?
  • pesten

  • De kleine vogels doen de grote vogel na en lachen hem uit. Ook fluisteren en roddelen ze samen. Ze doen hem pijn om hem van de elektriciteitskabel af te laten vallen.

Slide 15 - Tekstslide

Favoriete nummer
Wat is jouw favoriete nummer?
Waarom?
Wat is het thema denk je?
Waar leid je dit uit af?

Slide 16 - Tekstslide

Welke tekstsoort heeft als hoofddoel 'instrueren'?
A
reclame
B
blog
C
sollicitatiebrief
D
recept

Slide 17 - Quizvraag

Welke tekstsoort heeft als hoofddoel 'overtuigen'?
A
telefoonboek
B
advertentie
C
klachtenbrief
D
column

Slide 18 - Quizvraag

Welke tekstsoort heeft als hoofddoel informeren?
A
Klachtenbrief
B
Nieuwsbericht
C
Advertentie
D
Leesboek

Slide 19 - Quizvraag

Welke tekstsoort heeft als hoofddoel 'gevoelens oproepen'?
A
reclame
B
blog
C
sollicitatiebrief
D
gedicht

Slide 20 - Quizvraag

Welke tekstsoort heeft als hoofddoel 'activeren'?
A
recept
B
advertentie
C
klachtenbrief
D
column

Slide 21 - Quizvraag

Welke tekstsoort heeft als hoofddoel 'overtuigen'?
A
Advertentie
B
Nieuwsbericht
C
Recensie
D
Leesboek

Slide 22 - Quizvraag

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren

Slide 23 - Sleepvraag

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Gevoelens oproepen
Mening geven
Instrueren

Slide 24 - Sleepvraag

Wat betekent het volgende woord?
hype
A
iets wat tijdelijk sterk de aandacht trekt
B
Een afkorting van hyperventileren
C
Iets wat weinig voorstelt

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent het volgende woord?
de wildernis
A
Gebied in Azië
B
Een bos
C
Gebied waarin de mens nog niet heeft ingegrepen
D
Een wildgroei aan planten

Slide 26 - Quizvraag

In welke zin is 'geuren' en 'kleuren' juist gebruikt?
A
Hij liet in geuren en kleuren achterwege wat hij dacht.
B
Hij vertelde in geuren en kleuren wat hij had gedaan.
C
Hij rook geuren en kleuren toen hij de kamer binnenkwam.

Slide 27 - Quizvraag

Een .... is een artiest die in een theatervoorstelling grapjes maakt, teksten voordraagt en soms zingt.
A
cabaretier
B
caberetier

Slide 28 - Quizvraag

Hij vertelde heel....een verhaal.
A
enthausiast
B
enthousiast
C
entausiast
D
entousiast

Slide 29 - Quizvraag

SE2: presentatie
Bereid jezelf voor op de presentatie over een actueel onderwerp.
Bekijk ook het beoordelingsformulier op Teams.
Zorg voor diepgang!
Zorg ervoor dat je duidelijk maakt waarom dit actueel is!
Let goed op de tijd: minimaal 10 min., maximaal 20 min.
Tijd: tot 10 minuten voor tijd.

Slide 30 - Tekstslide

Terugblik op de les
Thema: Wat wordt met een thema bedoeld? - Geef eens een voorbeeld van een thema?
SE2: Hoe ver ben je met de voorbereiding?
Wat betekenen de volgende stijlfiguren? Understatement, overdrijving, woordspeling, ironie, anticlimax (SE3-CE)

Slide 31 - Tekstslide