Par. 6.1 Frankrijk voor de revolutie

Tijd van pruiken en revoluties
H6 Revolutie! Alles moet anders.
Par. 6.1 Frankrijk voor de revolutie
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Tijd van pruiken en revoluties
H6 Revolutie! Alles moet anders.
Par. 6.1 Frankrijk voor de revolutie

Slide 1 - Tekstslide

  • Tijdvak: Tijd van pruiken en revoluties
  • 1700-1800

  • Periode: vroegmoderne tijd
  • 1500-1800


Slide 2 - Tekstslide

Invalshoeken
  • Economisch: 
  • Wat zijn de middelen van bestaan? 
  • Leven mensen van de jacht, landbouw, industrie?
  • Hoe komen mensen aan hun inkomsten?
  • Geld
 

Slide 3 - Tekstslide

Invalshoeken
  • Politiek-bestuurlijk: 
  • Bestuur: is het land een koninkrijk, keizerrijk of een republiek?
  • Wie is de baas? 
  • Welke regels en wetten zijn er?
 

Slide 4 - Tekstslide

Invalshoeken
  • sociaal: 
  •  Leefomstandigheden van mensen.
  •  Sociale lagen. 
  • Standen.
  • Zijn er grote verschillen tussen mannen/vrouwen en arm/rijk? 
  • Leven de mensen in de stad of op het platteland?

Slide 5 - Tekstslide

Invalshoeken
  • cultureel
  • Gaat vooral over:
  • geloof 
  • kunst 
  • wetenschap

Slide 6 - Tekstslide

Feit en mening
  • feit: een feit is iets waarover geen discussie bestaat. Als iets in meerdere (betrouwbare) bronnen wordt genoemd, dan mag je aannemen dat het zo gebeurd is.

  • mening: iets wat een persoon vindt, persoonsgebonden en kan dus veranderen.

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat een standensamenleving is en de drie standen beschrijven.
  • Je kunt uitleggen waarom burgers en boeren in Frankrijk ontevreden waren over het bestuur van hun land.
  • Je kunt beschrijven hoe de Franse Revolutie begon.

Slide 8 - Tekstslide

Drie standen
  • Sinds de middeleeuwen was Frankrijk een standensamenleving.
  • Samenleving verdeeld in groepen met eigen taken en rechten.
  • Geboorte bepaalde tot welke stand je behoorde.
  • Drie standen.

Slide 9 - Tekstslide

Eerste stand
  • Hoogste stand.
  • Geestelijkheid.
  • Mensen die bij de kerk werkten, zoals monniken en priesters.
Taken =
  • Hielpen koningen bij het bestuur 
  • Hielden zich bezig met het geloof.

  • Kerk bezat veel grond.
  • Voorrechten!

Slide 10 - Tekstslide

Tweede stand
  • De adel (edelen = meervoud).
Taken:
  • Bazen van het leger.
  • Hielpen koningen bij het bestuur. 

  • Adel bezat veel grond.
  • Voorrechten!

Slide 11 - Tekstslide

Derde stand
  • Grootste groep: 98% bevolking.
  • Taak = werken.
  • Grote verschillen!
  • Rijke burgers, maar de meeste arme boeren!

Slide 12 - Tekstslide

Voorrechten
  • 1e en 2e stand.
  • Recht wat niet iedereen heeft.
  • Geen belasting betalen.
  • Eigen rechtspraak: lagere straffen voor dezelfde misdaden dan de derde stand.

Slide 13 - Tekstslide

Onvrede bij de derde stand
Derde stand ontevreden over bestuur koning!
Waarom?
  1. Hoge belastingen. Arme mensen vooral last van.
  2. Wel belasting betalen, maar geen inspraak in het bestuur. Dit vonden de rijke mensen erg oneerlijk.

Slide 14 - Tekstslide

Onvrede bij de derde stand
Derde stand ontevreden over bestuur koning!
Waarom?
3. Kritiek op de absolute macht van de koning.

Slide 15 - Tekstslide

De revolutie begint!
  • Koning Lodewijk XVI bestuurde Frankrijk met absolute macht = in zijn eentje alle macht.
  • Grote problemen in Frankrijk: bijna failliet.
  • Oplossing = belastingverhoging. 
  • Hiervoor riep hij de vertegenwoordigers van de drie standen bij elkaar.

Slide 16 - Tekstslide

De revolutie begint!
  • Mei 1789
  • Vertegenwoordigers 3 standen komen bij elkaar 
  • Ontstaat ruzie over manier van stemmen over belastingverhoging
  • 3e stand richt zijn eigen vergadering op: volksvergadering

Slide 17 - Tekstslide

De revolutie begint!
  • Derde stand was bang dat de koning de volksvergadering zou verbieden. 
  • Daarom gingen burgers in Parijs de straat op.
  • 14 juli 1789 bestormden zij een gevangenis: de Bastille.

Slide 18 - Tekstslide

De revolutie begint!
  • Koning greep niet in.
  •  Hij accepteerde de volksvergadering als nieuwe bestuur van Frankrijk.
  • Met de bestorming van de Bastille op 14 juli 1789 startte de Franse Revolutie.

Slide 19 - Tekstslide

Welke groep mensen behoorden tot de hoogste stand in Frankrijk in de 18e eeuw?
A
Boeren
B
Burgers
C
Edelen
D
Geestelijken

Slide 20 - Quizvraag

Welke standen hadden voorrechten in Frankrijk in de 18e eeuw?
A
1e en 3e stand
B
1e en 2e stand
C
2e en 3e stand

Slide 21 - Quizvraag

Geef 1 voorbeeld van een voorrecht wat de geestelijken en edelen hadden in Frankrijk in de 18e eeuw

Slide 22 - Open vraag

De standensamenleving
Geestelijken
Adel
Boeren

Slide 23 - Sleepvraag

De standensamenleving
Geestelijkheid 
Adel
Boeren

Slide 24 - Sleepvraag

Bij welke invalshoek past de standensamenleving?
A
Sociaal
B
Cultureel
C
Politiek
D
Economisch

Slide 25 - Quizvraag

Geef 1 reden waarom de mensen uit de derde stand ontevreden waren over het bestuur in Frankrijk in de 18e eeuw.

Slide 26 - Open vraag

De Franse Revolutie startte in:
A
1748
B
1776
C
1789
D
1795

Slide 27 - Quizvraag

Met welke gebeurtenis start de Franse Revolutie?
A
De derde stand richt zijn eigen volksvergadering op
B
De Bastille wordt bestormd
C
De vertegenwoordigers van de drie standen komen bij elkaar om te stemmen over een belastingverhoging.

Slide 28 - Quizvraag