Formatieve toets - Thema 5 - Waarnemen, gedrag en regeling - BS 1, 2, 3, 4

Oefentoets - Thema 5 - Waarnemen, gedrag en regeling - BS 1, 2, 3, 4
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets - Thema 5 - Waarnemen, gedrag en regeling - BS 1, 2, 3, 4

Slide 1 - Tekstslide

Zenuwstelsel
Hersenen
Ruggenmerg
Centrale zenuwstelsel
Zenuwstelsel

Slide 2 - Sleepvraag

bundel uitlopers van zenuwcellen omgeven door een beschermende laag
onderdeel van een zenuwcel dat impulsen van en naar het cellichaam geleidt
het centrale zenuwstelsel en de zenuwen

cellen die in hun geheel in het centrale zenuwstelsel liggen en impulsen van de ene naar de andere zenuw doorgeven
Uitloper
zenuwstelsel
schakelcellen

zenuw

Slide 3 - Sleepvraag

ruggenmerg
wervel
zenuw

Slide 4 - Sleepvraag

Juist
Onjuist
De korte uitloper van een zenuwcel heeft een isolerend laagje.
Een zenuw is een bundel van lange uitlopers van zenuwcellen.

Slide 5 - Sleepvraag

slakkenhuis
zenuw
oorschelp
trommelvlies

Slide 6 - Sleepvraag

Wat is het centrale zenuwstelsel?
A
hersenen + ruggenmerg
B
hersenen + zenuwen
C
hersenen
D
hersenen+ zenuwen + ruggenmerg

Slide 7 - Quizvraag

Via welke route gaat  een prikkel door je lichaam?
Start
Einde
Prikkel
Zintuig
Impuls
Zenuw
Ruggenmerg
Hersenen

Slide 8 - Sleepvraag

Een zintuig is een orgaan dat impulsen opvangt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Bloedvaten komen voor in de kiemlaag van de huid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

In het spookhuis worden hun pupillen klein.
Hoe heet deze reactie?

Slide 11 - Open vraag


A
2
B
4
C
6
D
7

Slide 12 - Quizvraag

In het spookhuis voelen ze plotseling een ijskoude draad over hun lijf gaan. De meiden gillen van angst.
Met welke twee zintuigen nemen ze de ijskoude draad waar?

Slide 13 - Open vraag

Als je vanuit een kelder naar buiten in de zon stapt, wat gebeurt er dan met de pupil?
A
Hij wordt groter, zodat er meer licht op je netvlies valt.
B
Hij wordt groter, zodat er minder licht op je netvlies valt.
C
Hij wordt kleiner, zodat er meer licht op je netvlies valt.
D
Hij wordt kleiner, zodat er minder licht op je netvlies valt.

Slide 14 - Quizvraag

Welk product uit de huid houdt de hoornlaag soepel?

Slide 15 - Open vraag

Barbara heeft bruine ogen.
Dat komt doordat haar pupillen bruingekleurd zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

De buis van Eustachius verbindt de trommelholte met de keelholte.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Enkele delen van een oog zijn het harde oogvlies, de iris, het netvlies en de pupil.
Als je iemand aankijkt, wel deel kunt je dan niet zien?
A
De iris.
B
De pupil.
C
Het harde oogvlies.
D
Het netvlies.

Slide 18 - Quizvraag

Henk neemt een tatoeage.
In welke laag van de huid moet de tatoeage aangebracht worden om te blijven zitten?
A
In de hoornlaag
B
In de kiemlaag
C
In de lederhuid
D
In het onderhuidse bindweefsel

Slide 19 - Quizvraag

In een oor kunnen geluidstrillingen door onder andere de gehoorbeentjes, de gehoorgang en het trommelvlies gaan.
Wat is de juiste volgorde van deze delen, van buiten het oor naar binnen?
A
Gehoorbeentjes – gehoorgang – trommelvlies
B
Gehoorgang – gehoorbeentjes – trommelvlies
C
Gehoorgang – trommelvlies – gehoorbeentjes
D
Trommelvlies – gehoorgang – gehoorbeentjes

Slide 20 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde.
1.
2.
3.
4.
Een impuls gaat naar de hersenen.
Een lage temperatuur bereikt de koudezintuigen.
Het meisje neemt waar dat het water koud is.
Koudezintuigen zetten prikkels om in impulsen

Slide 21 - Sleepvraag

Hoe heet onderdeel 12?

Slide 22 - Open vraag

Hoe heet onderdeel 9?

Slide 23 - Open vraag

Hoe heet onderdeel 6?

Slide 24 - Open vraag

Hoe heet onderdeel 9?

Slide 25 - Open vraag

Welk deel van het oog zorgt ervoor dat er impulsen naar de hersenen worden gestuurd, zodat je kunt zien?
A
Het hoornvlies
B
De iris
C
Het netvlies
D
Het vaatvlies

Slide 26 - Quizvraag

Hoe heet onderdeel 1?

Slide 27 - Open vraag

In de afbeelding is een doorsnede van de huid en van het onderhuidse bindweefsel schematisch getekend.
Met welk nummer is een zweetklier aangegeven?

Slide 28 - Open vraag

In de afbeelding is een doorsnede van de huid en van het onderhuidse bindweefsel schematisch getekend.
Met welk nummer is de kiemlaag aangegeven?

Slide 29 - Open vraag