Uitleg getallen t/m 2000 + oefeningen grammaire

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Extra oefeningen
  • Persoonlijk voornaamwoord
  • Être
  • Avoir
  • Aller
  • Bezittelijk voornaamwoord
  • Uitgangen regelmatige werkwoorden op -er
  • Bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Tekstslide

ik 
jij
hij  / zij / men
wij
jullie / u
zij
zij 
vous
je
nous
ils
il / elle / on
tu
elles

Slide 9 - Sleepvraag

  Zet de persoonlijk voornaamwoorden in de juiste volgorde 
il
elle
tu
on
nous
je
vous
ils
elles

Slide 10 - Sleepvraag

Ik
Jij
Hij
Wij
Jullie / U
sont
Zij
Men
je
tu
il
elle
on
nous
vous
ils 
elles

Slide 11 - Sleepvraag

Frans
Nederlands
Wij
De meisjes
Jullie
De leerlingen 
Jij
Pierre
Stella
Ik
Men
Meneer Leclerc
Nous
Elles
Vous
Ils
Tu
Il
Elle
Je 
On 

Slide 12 - Sleepvraag

Het werkwoord être
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 13 - Sleepvraag

Avoir
=
  hebben



Sleep de juiste vorm van avoir naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
                     avons
                          ont
                             ai
                        avez
                            as
                              a

Slide 14 - Sleepvraag

                   être           avoir        

je (j')
tu
il/elle

nous
vous
ils/elles
suis
avons
sont
a
sommes
avez
ont
es
êtes
as
est
ai

Slide 15 - Sleepvraag

aller
=
  gaan



Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle
nous
vous
ils/elles
tu
je
allons
vont
vais
allez
vas
va

Slide 16 - Sleepvraag

  Zet de vervoegingen van het werkwoord 'aller' in de goede volgorde.
aller
va
allons
vas
allez
vont
vais

Slide 17 - Sleepvraag

Uit welke twee elementen bestaat de futur proche in het Frans?
Sleep die  elementen naar de juiste vakjes.
Vorm van het hulpwerkwoord être
Vorm van het hulpwerkwoord aller
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord

Slide 18 - Sleepvraag

sleep de juiste vorm van aller & de vertalingen naar de juiste persoon
Vertaling
Vorm van aller
Je 
Tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
vont
allons
vais
vas
va
allez
ik
jij
hij / zij / men
wij
jullie / u
zij [mmv / vmv

Slide 19 - Sleepvraag

(Haar) ............. maison (v) est située à Delft.
(Mijn) ................... soeur s'appelle Sara.
Elle a oublié (haar) ............... cahier.
(Mijn) ..................... nouvels stylos sont là.
Hier, j'ai vu (mijn) ..................... amie (v).
Sa
Ma
son
Mes
mon

Slide 20 - Sleepvraag

Regelmatige werkwoorden op ER. 
Sleep de juiste uitgang naar het persoonlijk voornaamwoord waar het bij hoort.
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
E
ES
E
ONS
EZ
ENT

Slide 22 - Sleepvraag

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over:
een zelfstandig naamwoord

een werkwoord
een ander bijwoord
een ander bijvoeglijk naamwoord

Slide 23 - Sleepvraag

L'adjectif: Vul de juiste vorm in
Antwoorden staan op de volgende slide.
  1. Elle porte un jean ___________ (vert).
  2. Hugo et Matthias sont ____________ (petit).
  3. Il a les cheveux (m) __________ (noir).
  4. Sophie et Nathalie sont ____________ (beau).
  5. Les T-shirts (m) sont  ______________ (gris).
  6. La robe est _________ (rouge). Les robes sont ___________ (rouge).
  7. Madame Bovary est __________ (vieux).

Slide 24 - Tekstslide

L'adjectif: Vul de juiste vorm in
  1. Elle porte un jean vert (vert).
  2. Hugo et Matthias sont petits (petit).
  3. Il a les cheveux (m) noirs (noir).
  4. Sophie et Nathalie sont belles (beau).
  5. Les T-shirts (m) sont  gris (gris).
  6. La robe est rouge (rouge). Les robes sont rouges (rouge).
  7. Madame Bovary est vieille (vieux).

Slide 25 - Tekstslide