Les 04 - Perspectief, bijvoeglijke bepaling en bijstelling

Perspectieven en zinsdeelstukken
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Perspectieven en zinsdeelstukken

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- wat de functies en kenmerken van bijvoeglijke bepalingen en bijstellingen zijn; 
- hoe we bijvoeglijke bepalingen en bijstellingen kunnen benoemen;
 - wat het verschil is tussen de auteur, de verteller en het perspectief; 
- welke verhaalperspectieven er zijn. 

Slide 2 - Tekstslide

Zinsdeelstukken
In de afgelopen lessen hebben we geleerd hoe we een zin in zinsdelen kunnen verdelen (persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp en bijwoordelijke bepaling). 

Binnen een zinsdeel kun je ook woorden of woordgroepen onderscheiden. Dit noem je zinsdeelstukken. 

Slide 3 - Tekstslide

De bijvoeglijke bepaling
Meestal heeft het onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling een zelfstandig naamwoord als kern. 

Als er extra informatie bij dit zelfstandig naamwoord wordt gegeven, noemen we dat een bijvoeglijke bepaling

De bijvoeglijke bepaling is geen zinsdeel, maar vindt binnen bestaande zinsdelen plaats. 

Slide 4 - Tekstslide

Plaatsing bijvoeglijke bepaling
De bijvoeglijke bepaling staat vaak vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort en is dan vaak een telwoord of bijvoeglijk naamwoord. 

De bijvoeglijke bepaling kan ook achter het zelfstandig naamwoord staan; dan is het een woordgroep die met een voorzetsel begint. 

Slide 5 - Tekstslide

Bijstelling 
Een bijstelling is een bijzondere vorm van de bijvoeglijke bepaling. 

Een bijstelling staat altijd tussen twee komma's of een komma en een punt. 

Een bijstelling kun je vervangen door het woord of de  woordgroep waarbij het een bijstelling is. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Perspectieven
In een verhaal vinden vaak veel gebeurtenissen plaats, waarbij meerdere personen zijn betrokken. Ieder personage beleeft deze gebeurtenissen op zijn eigen manier. 

Hoe je deze gebeurtenissen als lezer meekrijgt, hangt af van het perspectief waarvoor de schrijver kiest. 

Slide 8 - Tekstslide

Auteur, verteller en perspectief
In een literair werk wordt een verhaal verteld. Daarbij is het van belang dat we verschillende onderscheiden maken: 

- De auteur is de persoon die het literaire werk heeft bedacht en opgeschreven;
- De verteller is degene die in het boek het verhaal aan de lezer presenteert;
- Het perspectief is het standpunt van waaruit de verteller de gebeurtenissen beschrijft. 

Slide 9 - Tekstslide

Perspectieven
De schrijver kan het verhaal dus op verschillende manieren aan de lezer presenteren: 
- ik-verteller: de hoofdpersoon vertelt jou wat er gebeurt;
- personale verteller: er wordt één persoon in het bijzonder gevolgd; deze wordt in de derde persoon aangesproken; 
- alwetende verteller: iemand die het verhaal kent en van alle personages weet wat ze denken en voelen. 

Slide 10 - Tekstslide

Wisselend perspectief
De auteur kan er ook voor kiezen om voor meerdere vertellers te kiezen. Dan is er sprake van een wisselend perspectief
 De schrijver kan kiezen voor: 
- meerdere ik-vertellers; 
- meerdere personale vertellers; 
- een combinatie hiervan. 

Zorg er hierbij voor dat altijd duidelijk is wie de verteller is. 

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Werk nu aan opdracht 1, 2 en 5 op pagina 106 en 107. 

Slide 12 - Tekstslide