zelfstandige naamwoorden les 2

• Taal
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 6

Naamwoord

groep 5/6

Lesdoel

Ik kan de woordensoorten lidwoord en naamwoord herkennen.

De hond loopt op de stoep.

Waarom?

Lidwoorden 

de 

het

een 

Hoe herken je een naamwoord?

Kun je er 'de', 'het' of 'een' voorzetten? 

Is het een mens een dier of een ding? 

Oma bakt appeltaart in de keuken.
Wat is het lidwoord?

1. oma
2. appeltaart
3. de
4. in

Oma bakt appeltaart in de keuken.
Wat is het naamwoord?

1. de
2. in
3. bakt
4. keuken

De kinderen zwemmen in de zee.
Wat is het lidwoord

1. kinderen
2. zee
3. zwemmen
4. de

De kinderen zwemmen in de zee.
Wat is het naamwoord?

1. kinderen
2. zwemmen
3. in
4. de

'speciale' naamwoorden

Voor sommige naamwoorden kun je geen lidwoord zetten 

Mama loopt naar de kast ze pakt een boek

Mama loopt naar de kast ze pakt een boek

ze = ook een naamwoord 

Ik fiets ook naar school.
Wat is het 'speciale' naamwoord

1. Ik
2. fiets
3. ook
4. naar

Hij rent naar de aula.
Wat is het speciale naamwoord?

1. rent
2. naar
3. de
4. hij

Zij zwemmen naar de overkant.
Wat is het speciale naamwoord?

1. naar
2. de
3. zij
4. zwemmen

Rik en Teun voetballen samen buiten.
wat is het speciale naamwoord?

1. voetballen
2. samen
3. Teun
4. buiten

Rik en Teun voetballen samen buiten.
wat is het speciale naamwoord?

1. voetballen
2. samen
3. Rik
4. buiten

Noem een lidwoord met een naamwoord.

Noem een speciaal naamwoord.