§4.2 Wat levert het op?
1 / 13
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 3 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Wat heeft een bakker allemaal nodig om brood te kunnen maken?
Slide 4 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Slide 5 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 6 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 7 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 8 - Tekstslide
Noem 2 concurrenten van Coca-Cola.
Slide 9 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Ivar verkoop deze week 1.380 porties patat voor € 2.25 per portie. Hij koopt de patat in voor € 540. Zijn andere kosten bedragen € 990.
Bereken de winst of het verlies van deze week.
Bereken de winst of het verlies van deze week.
Slide 10 - Open vraag
Opbrengst: 1.380 x € 2,25 = € 3.105
Winst: € 3.105 - € 540 - € 990 = € 1.575
Slide 11 - Tekstslide
Wat gebeurt er als de kosten hoger zijn dan de opbrengsten?
Slide 12 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 13 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
