BSR 25/3 2ha Formuleren §7 verbanden tussen zinnen aanbrengen

Open alvast je boek op blz. 246-247.
Log alvast in op LessonUp
 (de code staat linksonder in beeld).

§7 Verbanden tussen zinnen aanbrengen

Voordat we beginnen:
Welkom 2HA
Cursus 6
FORMULEREN
timer
2:00
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Open alvast je boek op blz. 246-247.
Log alvast in op LessonUp
 (de code staat linksonder in beeld).

§7 Verbanden tussen zinnen aanbrengen

Voordat we beginnen:
Welkom 2HA
Cursus 6
FORMULEREN
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

  • Je kunt verbanden aanbrengen in je eigen schrijfwerk door verwijs- en signaalwoorden tussen zinnen aan te brengen.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

In deze les:
  • Verder met Cursus 6: Formuleren.
  • Herhalingsvragen.
  • Uitleg en oefenvragen in LessonUp.
  • Startopdracht.
  • Zelfstandig oefenen.
  •  Gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Tekstslide

Wat maakt jou een goede vriend(in)?

Slide 4 - Woordweb

De manier waarop je iets onder woorden brengt (of de manier waarop je iets uitdrukt in woorden). 

Daar horen in het Nederlands een aantal regeltjes en trucjes bij. Deze behandelen we bij het onderdeel Formuleren.
Formuleren 

=

Slide 5 - Tekstslide

Noteer de woorden die dichter bij elkaar gezet moeten worden.

In Nederland moet je om een tatoeage te laten zetten 16 jaar
of ouder zijn.

timer
0:30

Slide 6 - Open vraag

De ruzie tussen Max en Joep was, ondanks een poging tot bemiddeling door hun vrienden, nog steeds niet opgelost.

In deze zin staan woorden die bij elkaar horen, ver van elkaar af. Geef aan wat er niet goed is.
A
De persoonsvorm en de rest van het gezegde staan ver uit elkaar.
B
Een splitsbaar werkwoord is gesplitst.
C
Lange bijvoeglijke bepaling tussen het aanwijzend voornaamwoord en het zelfstandig naamwoord.
D
Het onderwerp en het gezegde staan ver uit elkaar.

Slide 7 - Quizvraag

Die markante, hoog boven de overige gebouwen uitstekende fabriekspijp is gesloopt.

In deze zin staan woorden die bij elkaar horen, ver van elkaar af. Geef aan wat er niet goed is.
A
De persoonsvorm en de rest van het gezegde staan ver uit elkaar.
B
Een splitsbaar werkwoord is gesplitst.
C
Lange bijvoeglijke bepaling tussen het aanwijzend voornaamwoord en het zelfstandig naamwoord.
D
Het onderwerp en het gezegde staan ver uit elkaar.

Slide 8 - Quizvraag

Vul de zin aan: Een zin met twee of meer persoonsvormen noem je een...

Slide 9 - Open vraag

Joy is erg zenuwachtig. Ze heeft vanmiddag haar boekbespreking.

Maak van bovenstaande zinnen één zin.

Slide 10 - Open vraag

§7 Verbanden
tussen zinnen
  • Een duidelijke tekst bestaat uit zinnen die met elkaar verbonden zijn. Je kunt verbanden leggen door middel van signaalwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Zinnen binnen een tekst houden vaak verband met elkaar.
Een tekst is voor een lezer of luisteraar beter te volgen als de schrijver/spreker de verbanden tussen (en binnen) de zinnen duidelijk aanbrengt.

Je kunt op twee manieren verbanden aanbrengen:
  • Verwijswoorden
  • Signaalwoorden


§7 Verbanden aanbrengen in zin
Formuleren §7 (blz. 246-247)

Slide 12 - Tekstslide

Door middel van verwijswoorden, die terug- of vooruitwijzen naar een woord of (een deel van) een zin. Er zijn verschillende soorten verwijswoorden:

- Persoonlijke voornaamwoorden, zoals hij, hem, zij, ze, haar, hen, hun;
- Bezittelijke voornaamwoorden, zoals zijn, haar, hun;
- Aanwijzende voornaamwoorden, zoals deze, die, dit, dat;
- Bijwoorden, zoals daar, waar, toen, zo;
- Waar + voorzetsel of voorzetsel + wie, zoals waarmee, waarover, met wie, over wie;
- Betrekkelijke voornaamwoorden, zoals die, dat, wie, wat.





§7 Verbanden aanbrengen in zin
Formuleren §7 (blz. 246-247)

Slide 13 - Tekstslide

Door middel van signaalwoorden. 





§7 Verbanden aanbrengen in zin
Formuleren §7 (blz. 246-247)

Slide 14 - Tekstslide

Uitlegfilmpje!

Slide 15 - Tekstslide

Breng verbanden aan in onderstaande zin:

Jongeren lezen tegenwoordig weinig boeken. Jongeren lezen wel veel online teksten.

Slide 16 - Open vraag

Breng verbanden aan in onderstaande zin:

Het lezen van young adult boeken en fantasy in het Engels is populair. Jongeren lezen de boeken liever in de oorspronkelijke taal.

Slide 17 - Open vraag

De samengestelde zinnen hieronder zijn te lang en daardoor onoverzichtelijk.
Splits de zinnen in twee, drie of vier kortere zinnen.

Tegenwoordig drinken veel mensen geen gewone koffie meer, maar kiezen ze voor variaties met bijvoorbeeld geschuimde melk, die ook nog plantaardig kan zijn, en er zit ook niet altijd meer cafeïne in, waardoor je je kunt afvragen of het nog wel koffie is wat er gedronken wordt.
Startopdracht
timer
4:00

Slide 18 - Tekstslide

Wat?
Cursus 6 Formuleren: §7 Verbanden aanbrengen in zinnen. Opdracht 1 en 2 (blz 246-247).
Hoe?
Zelfstandig of in tweetallen. Overleg fluisterend.
Hulp
De theorie in je boek (groene blokken), de uitlegvideo's en de LessonUps.
Tijd
Acht minuten.
Waarom?
Om te oefenen met formuleren. 
Klaar?
https://www.cambiumned.nl/stijl/formuleren/
Of maak alvast een start aan opdracht 3.
Huiswerkopdrachten
timer
8:00

Slide 19 - Tekstslide

  • Je kunt verbanden aanbrengen in je eigen schrijfwerk door verwijs- en signaalwoorden tussen zinnen aan te brengen.
Lesdoelen

Slide 20 - Tekstslide

De Rolling Stones gaan weer op tournee. Doreen en Thijs, als enorme fans, vinden heel leuk dat de Rolling Stones weer op tournee gaan.

Verbind de twee zinnen met elkaar. Gebruik een verwijswoord.

Slide 21 - Open vraag

​Een oorzaak ligt buiten de wil van de mens en een reden ligt binnen de wil van de mens. Kijk goed of de zin een oorzaak of een reden bevat.
Kies Daardoor (oorzaak) of Daarom (reden)
A
Ik verveel me zo. Daarom kijk ik een aflevering van The Office op Netflix.
B
Ik verveel me zo. Daardoor kijk ik een aflevering van The Office op Netflix.

Slide 22 - Quizvraag

​Een oorzaak ligt buiten de wil van de mens en een reden ligt binnen de wil van de mens. Kijk goed of de zin een oorzaak of een reden bevat.
Kies doordat (oorzaak) of omdat (reden).
A
Martijn werkt liever bij ​​de Albert Heijn dan bij de Jumbo, doordat hij daar meer korting krijgt als hij er zelf wat koopt.
B
Martijn werkt liever bij ​​de Albert Heijn dan bij de Jumbo, omdat hij daar meer korting krijgt als hij er zelf wat koopt.

Slide 23 - Quizvraag

Neem deel onze LessonUp klas
Wat kun je hier vinden?
  • LessonUps
  • Video's
  • Handige websites 

Klassencode
u2ha: ihcqy

Slide 24 - Tekstslide

Zag je die jongen [...] ik daarnet stond te praten? Dat is dus Jochem.
A
waarover
B
waarmee
C
met wie
D
waar

Slide 25 - Quizvraag

Volgens onze mentor blijft de halve klas zitten als we zo doorgaan, [...] natuurlijk erg overdreven is.
A
wat
B
dat
C
waar
D
die

Slide 26 - Quizvraag