CKV 6 THEATER verkennen en verbreden

Theater

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
CKV/ACMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Theater

Slide 1 - Tekstslide

Theater verkennen
Theater is een verzamelnaam voor verschillende uitingen van kunst die wordt opgevoerd voor publiek. Je eerste associatie is waarschijnlijk toneel of cabaret, maar je hebt ook mengvormen als musical of opera. Er is sprake van theater als er een speelplek is waar een of meerdere spelers voor publiek optreden, meestal met gesproken of gezongen tekst. Er zijn niet alleen verschillende vormen, maar ook diverse genres waarin je theater kunt maken. Van oorsprong wordt er een onderscheid gemaakt tussen tragedies en komedies.

Slide 2 - Tekstslide

Naar welke voorstelling(en) ben jij wel eens geweest? En welke vond je het mooiste?

Slide 3 - Open vraag

Wat voor vorm van theater heeft jouw voorkeur?
Denk aan toneel, cabaret, musical, opera etc.

Slide 4 - Woordweb

2

Slide 5 - Video

00:00
Entertainment of engagement
Theater kan net als dans zijn gemaakt als amusement, maar theater kan ook een boodschap uitdragen, engagement.
Ook worden voorstelling gemaakt voor een speciale doelgroep, bijvoorbeeld scholieren. Bekijk dit fragment.

Slide 6 - Tekstslide

01:19
Is dit amusement, engagement of beide?
Zou jij naar zo’n voorstelling gaan kijken?

Slide 7 - Open vraag

Genres
1. Tragedie Tragedies werden opgevoerd tijdens jaarlijkse Griekse feesten ter ere van de godheid Dionsysus. Toneelschrijvers konden tijdens deze gelegenheden een prijs winnen met hun nieuwste stukken. De Griekse filosoof Aristoteles (384 - 322 v.Chr.) stelde een boek samen met regels voor tragedieschrijvers. Het doel van een tragedie is om bij het publiek medelijden of angst
op te roepen. Met de hoofdpersoon moet het dan ook slecht aflopen. Hij beschrijft drie ‘eenheden’: eenheid van tijd, eenheid van plaats, eenheid van handeling.
. Muziektheater Muziektheater is een verzamelnaam voor theater waarin muziek (naast tekst) een grote rol speelt, bv  kleinkunst, opera en musical.
3. Bewegingstheater Theater waar fysiek spel (spel waarbij bewegen en de uitdrukkingskracht van het lichaam) wordt gebruikt om het verhaal te vertellen. Een voorbeeld is (panto)mime wat vrij vertaald ‘alles imitator’ betekent.
4. Doelgroeptheater Komt op in jaren zestig en was aanvankelijk gericht op de culturele vorming door middel van toneel, later gericht op de maatschappelijke bewustwording en maatschappijkritische vorming van jeugdigen en jongeren.
5. Cabaret Cabaretvoorstellingen bestaan vaak uit een aaneenschakeling van korte fragmenten komedie, zang, dans en theater, waarbij de performer zich rechtstreeks tot het publiek richt.

Slide 8 - Tekstslide

1

Slide 9 - Video

00:00
Opera
Bekijk dit fragment van de opera Carmen. Welke kenmerken van theater herken je in dit fragment. Je kunt het antwoord opschrijven op de slide aan het eind van het fragment

Slide 10 - Tekstslide

Welke kenmerken van theater herken je in dit fragment. Leg uit.

Slide 11 - Open vraag

Er zijn verschillende vormen van cabaret.
Bekijk de volgende fragmenten en kies wat voor
vorm van cabaret het is.
A
Stand-up comedy
B
Muziek cabaret
C
Nonsens cabaret
D
Fysiek cabaret

Slide 12 - Quizvraag

Er zijn verschillende vormen van cabaret.
Bekijk de volgende fragmenten en kies wat voor
vorm van cabaret het is.
A
Stand-up comedy
B
Muziek cabaret
C
Nonsens cabaret
D
Fysiek cabaret

Slide 13 - Quizvraag

Er zijn verschillende vormen van cabaret.
Bekijk de volgende fragmenten en kies wat voor
vorm van cabaret het is.
A
Stand-up comedy
B
Muziek cabaret
C
Nonsens cabaret
D
Fysiek cabaret

Slide 14 - Quizvraag

Er zijn verschillende vormen van cabaret.
Bekijk de volgende fragmenten en kies wat voor
vorm van cabaret het is.
A
Stand-up comedy
B
Muziek cabaret
C
Nonsens cabaret
D
Fysiek cabaret

Slide 15 - Quizvraag

Theater verbreden
DIMENSIE FEIT EN FICTIE
1. De dimensie feit en fictie is een manier om naar de kunst te kijken. Denk maar eens aan
een theatervoorstelling die indruk op je gemaakt heeft. Was deze volledig verzonnen,
gebaseerd op feiten, of iets ertussen in? En beïnvloedt dat jouw oordeel?

2. Soms wordt de waarheid expres verdraaid om je aan het denken te zetten. Nep nieuws in het
theater.

3. Ook cabaretiers spelen met de waarheid. Vaak wordt deze uitvergroot. En soms is de
waarheid grappiger dan dat je het verzonnen hebt. 

Slide 16 - Tekstslide

Kenmerken
1. Voorstelling - Met voorstelling wordt de inhoud van een theaterstuk bedoeld. Daarbij zijn de vijf w’s van belang: wie, wat, waar, wanneer, waarom en waar.
2. Mimiek - Dit is de gezichtsuitdrukking van een acteur. Naast houding en beweging is dit een belangrijke uitdrukkingsvorm om een personage uit te beelden en zijn/haar emoties over te brengen.
3. Stemgebruik - Acteurs kunnen hun stem op vele manieren inzetten om een personage uit te beelden. Ze kunnen spelen met volume en tempo, een bepaald accent aannemen of verschillende intonaties is een tekst leggen.
4. Mise en scene - De manier waarop spelers het speelvlak opkomen en afgaan, zich opstellen en verplaatsten noemen we mise-en-scène. De inrichting van het toneel (decor) heeft daar grote invloed op.
5. Speelstijl - De toneelgeschiedenis kent vele tradities in manieren van spelen: speelstijlen. Als het toneelspel ‘net echt’ overkomt noemen we dat wel naturalistisch. Een aantal speelstijlen zijn gestileerd, bijvoorbeeld met gebaren en bewegingen die veel groter of hoekiger of vloeiender zijn dan natuurlijk gedrag. Ook de mimiek en het stemgebruik kunnen eigen kenmerken vertonen.Acteurs doen alsof er aan de voorkant van het podium een muur is ( de vierde wand) Er is ook vertellend theater of episch theater waarbij de acteur soms uit zijn rol stapt en zich rechtstreeks richt tot het publiek. Hiermee doorbreken zij de vierde wand. Bij een absurde speelstijl wordt alles nog groter, overdrevener en absurder gemaak. 
6. Decor - Alles wat op toneel staat om de plaats van handeling of de sfeer van het opgevoerde weer te geven. 

Slide 17 - Tekstslide

De tragedie Richard III (The tragedy if Richard the
Third) is een historiestuk geschreven door
Shakespeare. Het gaat over de corrupte en sadistische Richard III die na de troonsbestijging van zijn oudere broer Edward alles in het werk stelt om de kroon voor zich zelf op te eisen. Het is op feiten gebaseerd, maar er zit ook veel fictie in dit toneelstuk. Van dit toneelstuk bestaan veel uitvoeringen en theatermakers houden zich niet altijd aan de tekst en geven een eigen interpretatie aan het stuk. Richard III is ook meerdere malen verfilmd. In film heb je veel meer mogelijkheden in vormgeving en decor dan in het theater.
a.Leg uit wat hier mee bedoeld wordt

Slide 18 - Open vraag

Bekijk dit fragment van Richard III. Als het begint lijkt
het zich af te spelen in een theater, maar al snel merk
je dat dit een opname is voor tv. Noem aan de hand
van de vormgeving of mise en scene hoe je ziet dat het niet
in een theater is.

Slide 19 - Open vraag

4

Slide 20 - Video

Finale 

Cabaratiers gebruiken ook soms de waarheid voor
hun show. Jochem Meyer vertelt in deze sketch,
over een ervaring op het vliegveld van Bonaire. 

Slide 21 - Tekstslide

00:00
Richard III - film
Bekijk deze trailer van de film Richard IIIa en beantwoord tijdens het bekijken de vragen.

Slide 22 - Tekstslide

00:40
Hoe zie je dat het zich niet in de oorspronkelijke tijd afspeelt?

Slide 23 - Open vraag

01:04
Aan welke machthebber doet
Richard III jou denken?

Slide 24 - Open vraag

01:53
Wat hebben de makers met deze verfilming willen uitdrukken denk je?

Slide 25 - Open vraag

a. Is dit feit of fictie denk je?
b. Welke kenmerken van theater gebruikt hij om het (nog)
echter te laten lijken?

Slide 26 - Open vraag