Neuroplasciteit

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
LOBMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Module-inzicht: Je houding heeft invloed op jouw ontwikkeling.
Lesinzicht: Je hersenen passen zich aan naar datgene wat je regelmatig doet.

Benodigdheden:
Elke leerling dient schoenen met veters bij zich te hebben.

Relevante pagina's uit het Slim Jezelf Zijn-boek: p. 20 t/m 22

Extra informatie
Deze les gaat over de theorie van neuroplasticiteit. Neurowetenschappen is een tak van wetenschap die de laatste jaren enorm groot is geworden. We weten nu veel meer over de werking van de hersenen dan 100 jaar geleden. Een van de dingen die onderzocht is, is hoe onze hersenen leren. Dit gebeurt doordat er verbindingen tussen hersencellen gelegd worden. Het aanpassen van de hersenen naar wat jij doet en denkt noemen we neuroplasticiteit.

Na deze les

Heb je ervaren dat je overal beter in 
kunt worden wanneer je ermee oefent.

Slide 2 - Tekstslide

  • Lees de slide voor.
Leerdoelen:
  • De leerling weet wat neuroplasticiteit is en kan uitleggen hoe het werkt.
  • De leerling kan uitleggen wat er gebeurt in de hersenen wanneer je iets (af)leert.
  • De leerling heeft zelf ervaren hoe neuroplasticiteit werkt.

Leerdoelen
Aan het einde van de les...
  • weet je wat neuroplasticiteit is en kan je   uitleggen hoe het werkt.
  • heb je zelf ervaren hoe neuroplasticiteit werkt.

Slide 3 - Tekstslide

  • Lees de slide voor.
  • Vraag of alle leerdoelen duidelijk zijn voor iedereen.


Denk je dat je je hersenen kunt veranderen?























Denk je dat je je hersenen kan
veranderen?
Ja
Nee

Slide 4 - Poll

  • Vraag aan een aantal leerlingen om hun antwoord toe te lichten.
  • Indien leerlingen met 'ja' hebben geantwoord, vraag dan 'hoe' de hersenen volgens hun veranderen.
  • Probeer binnen de klas een discussie op te starten tussen leerlingen die 'ja' of 'nee' geantwoord hebben.

Slide 5 - Tekstslide

Extra informatie:
Tijdens het ervaren krijgen leerlingen wetenschappelijke theorie en slimme leertips uitgelegd waar ze vervolgens mee aan de slag gaan. Het doel is dat ze ontdekken hoe de aangeboden kennis, technieken en/of strategieën voor hen werken. Hierin is het belangrijk dat de leerlingen het zelf gaan ervaren. Alleen dan kunnen ze kiezen wat ze hier verder mee willen doen.

Zou je iets wat je al heel vaak hebt gedaan, zoals fietsen, kunnen afleren? Waarom wel/niet?

Slide 6 - Open vraag

  • Laat de leerlingen de vraag beantwoorden.
  • Vraag aan enkele leerlingen om hun antwoord toe te lichten. 
  • Ga naar de volgende slide om het filmpje te kijken (start automatisch).

Slide 7 - Video

  • Speel het filmpje af (start automatisch).
  • Een fragment van het filmpje wordt afgespeeld. Het filmpje wordt beëindigd op 6.28. Daarna hoeft het filmpje dus niet verder afgekeken te worden, dit is namelijk niet relevant voor de les.

Leg uit hoe het kan dat de man het
fietsen heeft afgeleerd

Slide 8 - Open vraag

  • Laat de leerlingen de vraag invullen.
  • Vraag enkele leerlingen om hun antwoord toe te lichten.
Extra informatie:
In het filmpje is te zien hoe Destin een nieuwe manier van fietsen aanleert. De verbindingen in zijn hersenen voor deze manier zijn eerst heel zwak, waardoor het in eerste instantie nog niet goed lukt. Naarmate hij het vaker oefent wordt de verbinding in zijn hersenen voor de nieuwe manier steeds sterker en uiteindelijk lukt het hem om op de omgekeerde fiets te fietsen. Ondertussen zijn de verbindingen voor de oude manier van fietsen heel erg verzwakt, doordat hij de verbindingen hiervoor niet meer gebruikt. In zekere zin heeft hij die manier dus afgeleerd.

Veranderende hersenen
Als je iets leert, ontstaan er nieuwe verbindingen in je hersenen. Door te herhalen worden die verbindingen sterker en sterker.

Daarom kun je overal beter in worden!

Slide 9 - Tekstslide

  • Lees de slide voor en klik door naar het filmpje op de volgende slide.
  • Vertel dat de leerlingen in het volgende filmpje uitleg krijgen over wat neuroplasticiteit precies is.

De Check
stopwatch
00:00000
We gaan een wedstrijdje doen! 

Wie van jullie kan het snelste zijn/haar veters strikken? 
Maak je veters los en start met strikken wanneer de timer start.

Slide 10 - Tekstslide

  • Lees de slide voor.
  • Zorg ervoor dat de leerlingen tegelijkertijd starten. 
  • Als iedereen er klaar voor is zet je de stopwatch aan. De leerlingen kunnen op het bord hun eigen tijd in de gaten houden.

Veters strikken

We gaan onze hersenen veranderen!
Pak je schoen en doe mee 
met het filmpje op de
volgende slide.

Geen veter? Leen de schoen van je buurman/-vrouw! 

Slide 11 - Tekstslide

  • Lees de slide voor.

Slide 12 - Video

  • Speel het filmpje af.
  • Het is leuk om zelf ook met de leerlingen mee te doen. 



Lukte het om je veters op deze manier te strikken?

























Denk je dat je je hersenen kan
veranderen?
Ja
Nee

Slide 13 - Poll

  • Check bij welke leerlingen het lukte om de veters op deze nieuwe manier te strikken.
  • Geef aan dat het niet erg is als het nog niet in één keer lukt, maar dat je er door vaak genoeg te oefenen beter in kunt worden. Daarom gaan we het nu nog een keer proberen.

Oefenen!

Misschien lukte het nog niet in één keer om je 
veters op deze manier te strikken. 
Dat is helemaal niet erg.

Laten we het nog een keer proberen!

Slide 14 - Tekstslide

  • Lees de slide voor.

Slide 15 - Video

  • Speel het filmpje een aantal keer af.
  • Zorg dat de leerlingen meedoen en stop het filmpje als de leerlingen het in de vingers hebben.


Ging het nu beter dan de eerste keer?
























Denk je dat je je hersenen kan
veranderen?
Ja
Nee

Slide 16 - Poll

  • Stel de leerlingen de vraag 'waarom' het wel/niet beter ging nu ze nog een keer hebben geoefend. 

Neuroplasticiteit in actie

De eerste keer dat je op deze manier je veters strikt moeten je hersenen nog nieuwe paden maken.
Dit gaat vanzelf als je het een paar keer probeert. Hoe vaker je het doet, hoe makkelijker het wordt!

Slide 17 - Tekstslide

Extra informatie
Inzicht in dat nieuwe dingen leren eerst moeite kost omdat je hersenen nou eenmaal zo werken, maakt het feit dat het moeite kost meer acceptabel. Het wordt oké om iets moeilijk te vinden. Dit kan voor leerlingen motiverend werken.

Slide 18 - Tekstslide

Extra informatie
'Mijn experiment' is de laatste stap van het proces. Bij de check is de huidige aanpak duidelijk geworden. Bij het ervaren zijn ze aan de slag gegaan met een andere manier van leren. Nu is het tijd voor de leerlingen om te bedenken wat ze hiervan mee willen nemen om uit te proberen, verder mee te oefenen of een nieuwe, waardevolle gewoonte van te maken. Het helpt om dit plannetje zo concreet mogelijk te maken. Dat zorgt ervoor dat het makkelijker wordt om het experiment ook daadwerkelijk uit te voeren.
Wij geven steeds drie voorbeelden van passende experimenten, maar het is belangrijk dat leerlingen ook de ruimte voelen om zelf iets te kiezen, mits het concreet is.

Wij geven steeds drie voorbeelden van passende experimenten, maar het is belangrijk dat leerlingen ook de ruimte voelen om zelf iets te kiezen, mits het concreet is. 
Voorbeelden van een experiment
  • Ik ga elke keer dat ik mijn veters moet strikken dit met de   nieuwe techniek doen. 
  • Ik ga deze week elke dag 15 minuten lang mijn  wiskundesommen oefenen, om er steeds iets beter in te worden. 
  • Ik ga deze week met mijn andere hand tandenpoetsen en er   op letten of het gedurende de week makkelijker wordt.

Slide 19 - Tekstslide

  • Lees de slide voor.
  • Laat de leerlingen één van de experimenten kiezen die zij de komende week gaan uitproberen.
  • Als de leerlingen zelf een goed idee hebben voor een experiment, kunnen zij dat ook kiezen. Daarbij is het wel belangrijk dat het concreet is.
  • De leerlingen kunnen op de volgende slide hun experiment invullen. 

Wat wordt jouw experiment?
Kies één van de voorbeelden of bedenk zelf een experiment

Slide 20 - Open vraag

  • Benoem dat het belangrijk is om het zo concreet mogelijk te maken.
  • Vraag een aantal leerlingen of ze hun experiment willen toelichten.
  • Wanneer een experiment nog niet zo concreet is kan je er op doorvragen. ("Wat ga je precies doen?", "Wanneer ga je het doen?", "Wat is de eerste stap?").