Les 4 | functies, structuur, inhoudelijk

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs

Doel + programma

• Huiswerk bespreken (letten op inhoudelijke vragen!)
• Herhaling functies, structuur en argumenten
• Afsluiten 

Doel: Jullie begrijpen de stof over functies van tekstgedeeltes en tekststructuren.

Huiswerk bespreken

Opdracht 1 - Lezen blok 4

Bladzijde 171

Antwoorden

1. Aanleiding noemen/vraag stellen
2. a. Leraren behandelen je persoonlijker. b. een plus is onduidelijker dan een 8/ minder motiverend/ rommeliger.
3. Goede en slechte kanten
4.  Je moet de stof beheersen en je best doen om over te gaan.
5. a. Ze vindt het een goed systeem. b omdat het zich meer focust op ontwikkeling i.p.v. op presteren. c. Geef feedback én cijfers.
6. Nee, want de alinea gaat meer over ontwikkeling en het beheersen van de stof. 

Antwoorden

• 7. Dat verwijst naar wat er volgend jaar gaat gebeuren.
• 8.Leerlingen leren niet uit zichzelf stof van maanden geleden. Ook doen ze te lang over de stof en leggen ze daardoor geen complete basis. 
• 9. Leraren kennen haar beter en je kunt wat met de feedback.
• 10. Leraren behandelen je persoonlijker.
• 11. De tekst is objectief, het zijn namelijk meningen van anderen. 
• 12. Eigen antwoord.

Tip inhoudelijke vragen: Zoek eerst de juiste alinea's en markeer in je toets!

Functies van tekstgedeeltes

• Een kwestie van leren (en oefenen)
• Meerkeuzevraag 
• Welke rol heeft de alinea?
• Conclusie - advies -> slot

Pak bladzijde 126 en 173 erbij. 

Uit blok 3

Uit blok 4

Robots worden steeds slimmer. Ze kunnen dus steeds complexere taken van ons overnemen en dat zal voor moeilijkheden kunnen zorgen, denken de adviseurs van Deloitte. Veel studenten volgen op dit moment namelijk een opleiding voor een baan die uiteindelijk wordt overgenomen door een robot.

1. Bewijs
2. Oorzaak
3. Bewering
4. Gevolgen

Ook gaat het veel geld kosten om alle ontwikkelingen door te voeren. Dit liet de schooldirecteur afgelopen woensdag weten. Niet alleen moeten ze nieuwe methodes gaan aanschaffen maar ook moeten ze meer personeel aannemen en meer uren uitbetalen.

1. Constatering
2. Opsomming
3. Bewijs
4. Verklaring

Uitleg tekststructuren | Stappenplan:

1. Worden er argumenten genoemd bij een bewering? -> bewering-en-argumentstructuur. Nee? 
2. Wordt er in het begin een probleem genoemd en in de kern oplossing(en) daarvoor? -> probleem-en-oplossingstructuur. Nee?
3. Worden er in de kern alleen maar voor- en nadelen genoemd? Nee? 
4. Is er sprake van een verschijnsel en worden er in de kern oorzaken genoemd? -> verschijnsel-en-verklaringstructuur. Nee?
5. Worden er bij het verschijnsel verschillende dingen genoemd als uitleg, oplossingen, oorzaken en meer? -> verschijnsel-en-besprekingstructuur.

Hoe leg je je antwoord uit? Voorbeeld:

A. Het is een bewering-en-argumentstructuur.

B. In de inleiding staat de bewering: 'Vlees eten is slecht.' In het middenstuk worden argumenten gegeven. In het slot wordt in de laatste zin een conclusie gegeven, namelijk dat mensen minder vlees moeten eten. 

Bladzijde 125

Soorten argumenten

controleer-baar

twee gelijke zaken worden vergeleken

je gebruikt een voorval dat je hebt beleefd

je legt het nut uit of het gewenste gevolg

gebaseerd op een algemeen aanvaarde opvatting

gebaseerd op gevoel of intuïtie

feitelijk argument

ervarings-argument

nut of (on)gewenst gevolg

vermoeden

vergelijking-argument

emotioneel argument

Afsluiten

Huiswerk morgen: opdracht in Teams 

Geen opdracht uit het boek

-> andere les morgen..