irregular verbs 6

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2,3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Het werkwoord staat altijd in een rijtje van drie
to do ----------    did       -------   done 
to fly ----------     flew     -------   flown
to go ---------      went    -------   gone
hele werkwoord
1
verleden tijd
2
voltooid deelwoord
3

Slide 2 - Tekstslide


   Het eerste rijtje = het hele werkwoord
                      (tegenwoordige tijd)

                to do
                to  fly
                to  go
1

Slide 3 - Tekstslide

   
       Het tweede rijtje = de verleden tijd
                                             (past tense)

                did
                flew
                went
    

2

Slide 4 - Tekstslide


het derde rijtje = de voltooide tijd
                                 (past participle)

             done
             flown
             gone
         
3

Slide 5 - Tekstslide

wij stonden
A
we standed
B
we stand
C
we stood
D
we stooded

Slide 6 - Quizvraag

wij hebben gestaan
A
we have stood
B
we have stooded
C
we have stand
D
we have standed

Slide 7 - Quizvraag

zij heeft gestolen
A
she has stole
B
she has stolen
C
she haves stolen
D
she have stole

Slide 8 - Quizvraag

zij stalen
A
they stoled
B
they steal
C
they stolen
D
they stole

Slide 9 - Quizvraag

wij hebben gestoken
A
we have stung
B
we have sting
C
we have stunged
D
we have stinged

Slide 10 - Quizvraag

jullie veegden
A
you sweept
B
you sweeped
C
you swept
D
you swepped

Slide 11 - Quizvraag

hij heeft geveegd
A
he has sweeped
B
he has sweept
C
he has swept
D
he has swepped

Slide 12 - Quizvraag

zij zwommen
A
they swim
B
they swam
C
they swom
D
they swum

Slide 13 - Quizvraag

hij heeft gezwommen
A
he has swim
B
he has swum
C
he has swam
D
he has swom

Slide 14 - Quizvraag

jullie namen
A
you took
B
you taked
C
you token
D
you toke

Slide 15 - Quizvraag

wij hebben genomen
A
we have taked
B
we have taken
C
we have toke
D
we have took

Slide 16 - Quizvraag

hij dacht
A
he thought
B
he thinked
C
he thoughted
D
he thinket

Slide 17 - Quizvraag

zij hebben gehuild
A
she has wept
B
they have wept
C
she have weeped
D
they have weeped

Slide 18 - Quizvraag

hij heeft gedragen
A
he have worn
B
he have wore
C
he has worn
D
he has wore

Slide 19 - Quizvraag

wij schreven
A
we written
B
we writed
C
we wroted
D
we wrote

Slide 20 - Quizvraag

zij hebben geschreven
A
they have written
B
they have writed
C
they have wrote
D
they have write

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Link

Slide 23 - Link