vervoeg zwak ww- vraagwoorden

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Willkommen!

Lernziel

aan het eind van de les kan je:

-de juiste werkwoordsvorm toepassen in de zin

- weet je het juiste vraagwoord en kan je deze toepassen.

zwakke werkwoorden vervoeg ik met hulp van welk ezelsbruggetje?

(fe) e,st,t,en,t,en

ich such e

du such st

er sie es such t

wir...

ihr ...

Sie, sie ...

of wel: stam plus uitgang!

brauchen (nodig hebben)

ich ...

1. brauchst
2. braucht
3. brauche
4. brauchen

zeigen (laten zien)

du ...

1. zeige
2. zeigst
3. zeigt
4. zeigen

sagen (zeggen)

ihr ...

1. sagen
2. sage
3. sagt
4. sagst

zoeken

laten zien

nodig hebben

brengen

zeggen

opslaan

bewerken

schuiven

wissen

veranderen

 suchen

 zeigen

brauchen

bringen

 sagen

speichern

bearbeiten

schieben

löschen

ändern

wisselen wechseln

openen öffnen

loskoppelen/scheiden trennen 

Fragewörter

Wat is de vertaling van Fragewörter?

Kun je een voorbeeld geven van een Fragewort?

Welke Duitse vraagwoorden
ken je nog?

Bestudeer deze 2 min!

Wer?

Was?

Wie?

Wie viel(e)?

Wann?

Wo?

Wohin?

Woher?

Warum?

Welche?

Wie?                  

Wat?

Hoe?

Hoeveel?

Wanneer?

Waar?

Waarheen?

Waarvandaan?

Waarom?

Welke?

Uben

tinycards

Wat?

Wie?

Waar?

Wanneer?

Waarom?

Waarheen?

Welke?

Hoeveel?

Waarvandaan?

Hoe?

Was?

Wer?

Wo?

Wann?

Warum?

Wohin?

Welche?

Wie viel (e)

Woher?

Wie?

Beantwortet die Fragen

..... alt ist deine Schwester?

1. Wo?
2. Wann?
3. Wer?
4. Wie?

..... Brüder hast du?

1. Wann?
2. Wie viele?
3. Warum?
4. Was?

..... ist deine Handynummer?

1. Wer?
2. Wann?
3. Was?
4. Warum?

..... bist du geboren?

1. Wann?
2. Woher?
3. Wohin?
4. Wer?

..... ist das? Das ist Henk, mein Vater.

1. Wie?
2. Was?
3. Wann?
4. Wer?

W....... kommt dein Bruder?
Er (kommen) um zehn Uhr.

W........ Geld (brauchen) du?
Ich brauche acht Euro

W.... (suchen) ihr?
Wir suchen unseren Hund!

W..... (kommen) deine Freundin?
Sie kommt aus Berlin!

Lernziel

Is het lesdoel gehaald?

Hausaufgaben

Leren Woordenschat de 1e drie blokken met woorden.

Maken de oefening 1 tm 8 trede 6